In 2000 maakte Wayn Traub een zevental korte voorstellingen die hij de overkoepelende titel Les Mises-en-Traub meegeeft. Het is een veelbetekenende omschrijving. Niet meer en niet minder dan een ambitieus artistiek project. Wayn Traub maakte van zichzelf het podium waarop hij (zichzelf) ensceneert, zichzelf in scène zet. De kunstenaar als zuivere zelfcreatie. In de eerste van die zeven voorstellingen, La Grande Bouche, nodigt hij zowel vriend als vijand uit om live hun mening over hem te komen vertellen! Hypertrofie van het ik? Artistiek narcisme? Zelfoverschatting? Ongetwijfeld! Maar is dat niet het fundament van de moderne kunst? Is de moderne kunstenaar – de kunstenaar sinds het midden van de 19e eeuw – niet per definitie en wezenlijk ‘pretentieus’? De ‘klassieke’ kunstenaar erkende, bewust of onbewust, nog steeds een Grotere Autoriteit. De moderne kunstenaar heeft de plek van de Soeverein zelf ingenomen. De Autonome Kunstenaar is goddelijk. Die pretentie maakt hem tegelijk een trawant van het Kwade. Want alleen de Duivel wil de plek van God innemen. Alleen de Duivel is de werkelijke concurrent. Hij is Gods nachtkant, degene die creëerde gedurende de zeven nachten dat God sliep in de veronderstelling dat alles goed was. Is het toeval dat de eerste voorstelling van Wayn Traub uit 1999 Beasts heette en dat Diavolo, een oude demon, een centrale rol speelt in zijn voorstelling Maria Magdalena?
In 2009 hield Wayn Traub uitverkoop. Het was geen toeval en zeker geen gril dat zich te midden van de te koop aangeboden objecten uit zijn voorstellingen ook zijn naam bevond: Wayn Traub. De verkoop van zijn naam als merknaam was de consequentie van zijn kunstenaarschap en van de volgende fase die zich aankondigde. Op zijn vierentwintigste schreef Geert Bové zijn Manifest van het dierlijk theater, waarin hij de krijtlijnen uittekende van zijn tienjarige zoektocht naar een eigentijds ritueel theater. Het theater waarin hij dat zou doen, noemde hij Wayn Traub (naar de naam van zijn moeder Wayntraub)
Peter Sloterdijk zegt ergens dat de kunstenaar zich moet laten intoxiceren met gevaarlijke gedachten en dan maar moet zien wat er met hem gebeurt. Onder de naam Wayn Traub heeft Geert Bové het voorbije decennium een dergelijk experiment uitgevoerd. Bij de Nederlandse filosoof Henk Oosterling klinkt het kort en bondig: Dasein is design! De existentiële geworpenheid is een opdracht tot zelfontwerp. Ont-werpen: de etymologie wijst op het ordenen van het willekeurige en het chaotische. In het Engelse woord design klinken verwijzingen door naar schetsen en tekenen. Ontwerpen betekent dan beslissingen nemen over de vorm om je te bevrijden van de willekeur van het leven.
Wayn Traub was een poging om de chaos van Geert Bové te ordenen. Wayn Traub was een mise-en-scène, een hypothese, een laboratorium, een experiment, een ritueel. Voor een deel viel Wayn Traub terug op de rites, verhalen en symbolen van de Katholieke Kerk, waarmee hij opgroeide en die hij aanvulde met eclectisch bij elkaar gesprokkelde elementen uit andere religieuze, spirituele en esoterische tradities en uit de populaire cultuur. Wayn Traub was het podium waarop gedurende tien jaar een alchemie van verschillende tekens en vormen uitgeprobeerd werd: de Middeleeuwen, de science-fiction, de popmuziek, de videocultuur, de publieke bekentenis, de sprookjesvertelling, de dierenfabel, het ritueel, de heraldiek,… Dat alles werd (deels bewust, deels onbewust) in de blender van zijn trauma’s en obsessies gemixt.
Wayn Traub was een masker dat evenzeer fascineerde als irriteerde. Het was tegelijk ernstig en ironisch, diepzinnig en oppervlakkig, archaïsch en postmodern, hedendaags en oneigentijds. Hij bewoog zich ongegeneerd tussen kunst, kitsch en commercie. Hij was sjamaan, charlatan, excentriekeling en commerçant: evenveel incarnaties van de moderne kunstenaar als designer.
“Ieder design wil in zichzelf afgerond en daarmee een symbool van eenheid en perfectie zijn. Imperfectie is een teken van verval”, aldus nogmaals Henk Oosterling. Dat streven naar perfectie en naar ambachtelijk design kenmerkte het hele werk van Wayn Traub en wordt misschien nog het duidelijkst en het meest verfijnd zichtbaar in de objecten die hij voor zijn voorstellingen liet maken.
Wayn Traub gaf aan die objecten een cultische waarde in een zelf-geconstrueerd ritueel. Die objecten – én zijn naam – haalde hij uit de cultische sfeer en bood ze te koop aan als antropologische relicten uit een niet bestaande (want fictieve) wereld. Van cultisch object naar cultobject?
Een van de personages die hij incarneert in zijn voorstelling Maria Magdalena is een man die met een in zijn bril ingebouwde spycam ronddwaalde in het centrum van Hong Kong met zijn verlichte straten, reclames, bars, prostituees, shopping malls, hotels,… Hong Kong staat voor de verleiding van de consumptie, het stadsleven, de snelheid, de goedkope erotiek. Maar ook voor het ritueel, de formele schoonheid en het mysterie dat zich aan iedere rationele verklaring onttrekt. Het is in die spanning dat Wayn Traub zichzelf tien jaar lang heeft geënsceneerd en vormgegeven. Het laatste dat we van de spycam man in Maria Magdalena zagen was zijn zelfuitgevoerde castratie! Een gewelddadig en ongemakkelijk beeld dat toch als een rite de passage begrepen moest worden. In dit beeld rekende Wayn Traub af met iets. Hij nam afscheid van iets. Hij offerde iets. Misschien wel Wayn Traub zelf?
Na zijn uitverkoop en de verkoop van zijn naam trok Geert Bové, consequent met zichzelf, naar het Verre Oosten. Hij incarneerde in Petrus the Roman, volgens een legende de laatste apocalyptische paus. Hij maakte een voorstelling Robo a Gogo waarin naast hemzelf ook kleine robots en go go girls speelden. Het bleek uiteindelijk een laatste (mislukte) poging om het ritueel theater te redden.
Met zijn laatste voorstelling laat hij het theater definitief achter zich. De voorstelling is de projectie van een film waarin Petrus, ex-theatermaker, een porno-regisseur is geworden die op een blasfemische manier afrekent met het katholicisme, het patriarchaat en de bekrompen seksuele moraal. Geen castratie dit keer, maar de leven gevende kracht van de oermoeder of de heilige hoer. Op het einde van de film ontdekt Petrus opnieuw de kunst als schoonheid, niet als middel om de maatschappij te bekritiseren.
Is er leven na het theater? Wayn Traubs voorstellingen zaten vol met letterlijke en figuurlijke geboortes en hergeboortes. Zuiveringsrituelen en transformatieprocessen. Het verlangen naar het nieuwe begin. Met zijn Wayn Wash-trilogie waste Wayn Traub zichzelf weg. Met zijn Sales verkocht hij zichzelf. Met Petrus the Roman verdwijnt hij van het toneel. Opkuis? Zuiveringsritueel? Offerande? Ultieme performance? Waarom niet allemaal tegelijk!
Het is wachten op de volgende incarnatie.
Erwin Jans