Er zijn drie grote stadstheaters in Vlaanderen. Toneelhuis in Antwerpen, NTGent in Gent en KVS in Brussel. Het werk dat er gemaakt en gespeeld wordt, trekt een groot publiek en reist wereldwijd langs festivals en schouwburgen. Haast iedereen kent de stadstheaters. Door hun werk, hun artiesten, hun geschiedenis, hun uitstraling, of minimum minimorum, door de fantastische schouwburgen die we bespelen, prestigieuze trekpleisters voor cultuur- en andere toeristen.
Ondanks alle mogelijke verschillen in (artistieke) visie en in de manier waarop wij onze rol als stadstheater bezielen en invullen, zijn wij het over één ding passioneel eens - en met ons het gros van de publieke opinie: de stadstheaters nemen vandaag een unieke functie in het culturele landschap op. Door hun infrastructuur en inbedding in de stad maken de stadstheaters onlosmakelijk deel uit van het stedelijke culturele weefsel. Ze produceren, presenteren, ontwikkelen én organiseren participatie en reflectie, dit met een landelijke en internationale uitstraling. Helaas worden we ook vaak in volle vlucht gekortwiekt.
Op dit moment worden de drie stadstheaters ondersteund vanuit het Kunstendecreet en volgens de daarin vastgelegde criteria om de vijf jaren beoordeeld en gesubsidieerd. Binnen deze context stuiten de drie stadstheaters op enkele structurele problemen om hun opdracht en ambities te kunnen realiseren. Het zou logisch zijn dat wij, net als sommige andere kunstenorganisaties (waaronder AB Brussel, het Concertgebouw in Brugge, deSingel in Antwerpen, Vooruit in Gent) als Kunstinstelling worden erkend. Vanuit de lange en bewogen geschiedenis die de drie stadstheaters hebben, dringt deze stap zich op, zowel om artistieke als zakelijke redenen. Het is immers beter voor de ganse podiumsector omdat stabiele, producerende huizen zo beter de vele talenten die Vlaanderen rijk is, kunnen ondersteunen.
De voorbije jaren heeft ieder huis op een eigen manier artistiek gereageerd op de uitdagingen van een snel veranderende samenleving. Die flexibiliteit en openheid naar nieuwe artistieke en maatschappelijke ontwikkelingen blijft gegarandeerd. Ze kunnen nog versterkt worden door de duurzame verankering van de drie theaters in de culturele basisinfrastructuur.
Internationale expertise
Een vijfjarige evaluatie en beoordeling zoals die binnen het huidige systeem gebeurt, is niet op maat van de stadstheaters gesneden. Het is ondoenbaar voor de commissies om de stadstheaters te vergelijken en te meten met de andere collega’s binnen de podiumkunsten. Een stadstheater heeft nood aan een ander soort dialoog met de stedelijke en Vlaamse overheid en aan een scherpe beoordeling van een bevoegde commissie met internationale expertise.
Ook structureel hebben wij gans andere noden dan de meeste van onze collega’s. De omvang en de infrastructuur van de drie stadstheaters – die drie prachtige gebouwen weet u wel en het samen tewerkstellen van meer dan 200 vaste medewerkers – vereisen een bijzondere aanpak. Een groot deel van de Vlaamse investeringen die wij benutten gaat dan ook naar het onderhoud en het beheer van onze schouwburgen. Ook deze opdracht zou als Kunstinstelling makkelijker en duurzamer uitgevoerd kunnen worden.
Positie van de stadstheaters eindelijk verankeren
De discussie rond de plek van de stadstheaters binnen het hele podiumkunstenlandschap is niet nieuw. Ze duikt om de zoveel jaar opnieuw op. Zo komt ook deze vraag niet als een donderslag bij heldere hemel. Wat ons betreft hoog tijd dus om er eindelijk wat aan te doen. Op zich is het een logische stap omdat we vandaag reeds aan de tien criteria om erkend te worden als Kunstinstelling voldoen en vervullen we alle drie de vijf functies die de binnen het kunstendecreet als facultatief worden opgegeven en van Kunstinstellingen verwacht worden. En ook onze internationale ambities en actieradius sporen met die van erkende Kunstinstellingen.
Deze vraag, resultaat van rijp beraad en veelvuldig overleg tussen de artistieke en zakelijke leidingen van de drie huizen, is er in de eerste plaats vooral op geënt om onze verantwoordelijkheid naar de eigen huizen, maar evenzeer naar het veld te kunnen nemen. Vanuit een grotere stabiliteit zullen wij, als kunstinstelling, onze verantwoordelijkheid naar kleinere spelers en individuele kunstenaars met meer verve en meer generositeit kunnen invullen en waarmaken.
Extra middelen
Het is wat ons betreft, niet de bedoeling dat de middelen voor de stadstheaters als Kunstinstelling aan de structurele subsidies onttrokken worden. Wij vragen dat er (ook) andere middelen aangeboord worden om de stadstheaters als Kunstinstelling in het landschap op te nemen. Op die manier creëert deze ingreep ook de broodnodige extra ruimte voor de spelers binnen de structurele subsidies.
Kortom: om onze artiesten nog duurzamer te kunnen ondersteunen, ons lokaal nog steviger te verankeren, onze internationale plannen meer kracht bij te zetten, en onze prachtige infrastructuur beter te kunnen beheren, zien wij een erkenning als Kunstinstelling als een forse stap in de goede richting. Het staat de politiek natuurlijk vrij om zelf met een ander (beter?) antwoord te komen op de problemen die zich stellen. Graag lanceren wij die oproep: mag het in aanloop van de verkiezingen, ook eens over Cultuur gaan? De Vlaamse podiumkunsten zullen er wel bij varen.
Milo Rau & Nathalie De Boelpaep, NTGent - Michael De Cock & Merlijn Erbuer, KVS - Guy Cassiers & Klaartje Heiremans, Toneelhuis