Theater tussen commercie en activisme

De crisis gebruiken om alternatieve agenda’s door te drukken: theater tussen commercie en activisme. Erwin Jans reageert op Stany Crets en Coup des arts.

Momenten van crisis worden gebruikt om alternatieve agenda’s door te drukken. Het zijn momenten waarop de ‘normale’ gang van zaken door omstandigheden wordt onderbroken of verzwakt en er zich dus mogelijkheden voordoen voor een verandering. Vernieuwingen gebeuren dan niet meer langs lijnen van geleidelijkheid, maar worden met een schok geïmplementeerd. Er valt veel te zeggen voor deze shock strategie. Geleidelijke verandering heeft immers al te vaak synoniem gestaan voor geen of nauwelijks verandering. De status quo krijg je waarschijnlijk alleen maar echt in beweging door een onverwachte en stevige duw. 

De alternatieve agenda’s kunnen van alle kanten komen. Zowel conservatieve als progressieve krachten kunnen gebruik maken van die momenten van verzwakking om een eigen programma door te drukken. Eind vorige week werd het gesubsidieerde theater - en in de eerste plaats de grote instellingen die beschikken over financiële middelen en over een eigen infrastructuur - vanuit twee totaal verschillende hoeken gevraagd om hun werking radicaal aan te passen. Tweemaal gebeurde dat in het teken van de huidige maatschappelijke en gezondheidscrisis. Ik heb het over het opiniestuk van Stany Crets (1) en statement van de actiegroep Coups des Arts (2).

In zijn opiniestuk "Podiumbubbels, steek de koppen bij elkaar" roept acteur en regisseur Stany Crets de ‘bubbels’ van de Vlaamse theatersector op om bij elkaar te zitten en samen de crisis die de podiumkunsten bijzonder hard treft, aan te pakken. Dat lijkt op het eerste zicht - en zeker voor de buitenstaander - niet alleen een noodzakelijk, maar ook een voor de handliggend initiatief. Wat is er immers verantwoordelijker dan elkaar in tijden van crisis bij te staan en collega’s uit het slop te helpen? Toch is het nog maar de vraag of dit opiniestuk hier over gaat. Want wat zegt Crets precies? 

Stany Crets zegt dat het theaterlandschap in 'bubbels' gefragmenteerd is: "De gesubsidieerde bubbels, de commerciële bubbels, de geëngageerde bubbels, de entertainment-bubbels, de experimentele bubbels, de evenementen-bubbels en ga zo maar door. Wij zijn niet één sector. Wij zijn een gefragmenteerd theaterlandschap met nood aan een deftig overlegorgaan dat kan spreken en oordelen over zaken die elkaar overlappen in die verschillende bubbels.". Een buitenstaander zou zich makkelijk kunnen laten overtuigen door een dergelijke opsomming, maar wie wat beter leest, merkt dat er iets vreemds aan de hand is. Wat is immers het verschil tussen ‘de commerciële bubbels’, ‘de entertainment-bubbels’ en de ‘evenementen-bubbels’? Precies: er is geen verschil want het zijn synoniemen van elkaar. Het gaat steeds om commerciële activiteiten. En waar slaan termen als ‘geëngageerde bubbels’ en ‘experimentele bubbels‘ op? ‘Geëngageerd’ en ‘experimenteel’ zijn heel andere categorieën dan ‘commercieel’ en ‘gesubsidieerd’. De eerste staan voor een bepaalde inhoud, de tweede voor een relatie tot de overheid. Uiteindelijk blijven er maar twee ‘bubbels’ over: de gesubsidieerde en de commerciële sector. Door een lange opsomming die blijkbaar nog niet ten einde is (‘en ga zo maar door’) suggereert Crets een fragmentering die er op dat niveau niet is. 

Ook zijn metaforisch gebruik van het woord ‘bubbel’ is problematisch en zelfs ideologisch. Alleen al door het gebruik van dat woord suggereert hij dat het om een niet zelf gewilde en gedwongen opsplitsing tussen de gesubsidieerde en commerciële sector gaat. We leven nu in bubbels omdat we dat moeten, niet omdat we dat willen. Maar dat is geen correcte metafoor om de relatie tussen de gesubsidieerde theatersector en de commerciële theatersector te beschrijven. Het zijn twee sectoren die op een totaal andere manier gestructureerd en georganiseerd zijn en die zich ook een andere opdracht stellen. Het zijn ook sectoren die elkaar met een zeker wantrouwen bekijken, waar op zich niets op tegen is want hun beider inzet is totaal anders. Vreemd genoeg maakt Crets heel duidelijk wat de twee sectoren van elkaar scheidt wanneer hij erop wijst dat subsidiegeld “gebonden is aan termen zoals belangwekkendheid, artisticiteit en relevantie”. De commerciële sector werkt met andere termen, waarvan ‘entertainment’ en ‘ticketverkoop’ wellicht de belangrijkste zijn, wat kwaliteit geenszins uitsluit. Wat Stany Crets nu voorstelt is dat de gesubsidieerde theatersector zijn artistieke en inhoudelijke criteria opzij schuift - en zich dus zijn bestaansvoorwaarde loskoppelt - om ‘economisch’ over zichzelf te gaan nadenken. Als ik Crets goed begrijp dan moet de gesubsidieerde theatersector meer commercieel gaan functioneren en moet de commerciële sector subsidies krijgen en dan raken we wel uit de crisis! Van een verborgen agenda gesproken!  

Dat een ernstige gesprek met de overheid zich opdringt om ervoor te zorgen dat het theater- en de evenementensector in het algemeen er niet onderdoor gaat, spreekt voor zich. Dat de gesubsidieerde theatersector de kans moet grijpen om intern nog intenser te overleggen over hoe de meest kwetsbare geholpen kunnen worden eveneens. Wat niet voor zich spreekt, is dat hetgeen waar de gesubsidieerde theatersector voor staat zomaar uitgeveegd wordt en vervangen door een ‘economische functie’. Het gesubsidieerde theater heeft duidelijk andere functies, of Crets dat nu wil of niet. En die worden niet opgezegd om de theatersector te redden. Want wat is er dan gered als er niet meer voor artistieke kwaliteit en relevantie gewerkt moet worden? 

Maar zoals gezegd wordt de werking van de gesubsidieerde theatersector niet alleen door de commerciële sector in vraag gesteld, dat gebeurt ook vanuit een progressief activistische hoek. En de lat ligt ook duidelijk hoger. Zij het op een totaal andere manier, met een andere retoriek en met ander engagement. Terwijl Crets nog een overleg voorstelt, stond Coups des Arts al voor de deur van de KVS om het theater te bezetten, wat de politie uiteindelijk verhinderde. Ook het nuchtere en redelijke voorstel van KVS-directeur Michael De Cock om die bezetting en het daarbij behorende programma na de KVS-vakantie te laten doorgaan, werd door Coups des Arts negatief onthaald. In een periode waarin aan heel wat extra voorwaarden moet worden voldaan en strenge regels moeten worden gevolgd, is een spontane bezetting verre van evident. Coup des Arts vraagt echter niet, maar ‘eist.’ Zo omfloerst en heimelijk Crets zijn agenda wil doorvoeren, zo expliciet en direct doet Coup des Arts dat in hun statement bij de bezettingspoging. Bij hen moet er niet tussen de regels gelezen worden. In deze shock strategie is het ‘onderhandelen’ vervangen door het ‘handelen’. En dat in naam van de maatschappelijke urgentie. Er is geen tijd meer te verliezen. Coup des Arts eist dat de KVS zijn deuren opent voor hun programma over gelijkheid, dekolonisering en anti-racisme. En dat zijn inderdaad een aantal van de cruciale issues van onze tijd waar ook het theater zich toe moet verhouden. Dat echter een theater als de KVS, dat zich als weinig andere de voorbije jaren artistiek intens op deze domeinen heeft geëngageerd, zo agressief wordt benaderd, en dat expliciet gevraagd wordt aan Michael De Cock om op te stappen - vanuit de vreemde en extreme redenering dat hij alleen maar echt anti-racistisch kan zijn als hij plaats maakt voor een artistieke leider van kleur - geeft te denken over de mogelijkheid van een zinvolle en vruchtbare dialoog met een groep als Coups des Arts. Want als Michael De Cock (of een andere artistieke leider) niet opstapt, is hij mutatis mutandis op z’n minst een hypocriet en misschien wel een heimelijke racist. Het grote maatschappelijke belang van dit onderwerp mag er niet toe leiden dat posities gepolariseerd worden en dat de taal niet langer een genuanceerd communicatiemiddel meer is maar een louter aanvals- en verdedigingswapen. 

In het statement van Coups des Arts komt ook de precaire situatie waarin een aantal kunstenaars op dit ogenblik terecht zijn gekomen ter sprake: “Kunstenaars kunnen geen huur betalen, sommigen hebben niet genoeg te eten. En met hen vele anderen. Instellingen zoals de KVS, Théâtre National, Bozar, De Munt, De Singel, NTGent, Toneelhuis en Ballet Opera Vlaanderen moeten zich radicaal herbezinnen over hun houding in deze bittere tijden.” Deze formulering lijkt de genoemde instellingen verantwoordelijk te stellen voor de beschreven situatie van de kunstenaars of op zijn minst verantwoordelijk voor de oplossing ervan. Hoe dat dan moet, wordt echter niet vermeld.

De concrete vraag of er niet nagedacht moet worden over theaterruimtes (schouwburgen, repetitiezalen) die in juli leeg staan en hoe die optimaal ingevuld zouden kunnen worden, is een vruchtbare piste. De praktische problemen die daarbij opduiken moeten niet worden onderschat of weggelachen (zoals dat gebeurt in het statement), maar kunnen met goede afspraken inderdaad aangepakt en opgelost worden. De eis dat die ruimtes ook gebruikt worden om daklozen en mensen in armoede op te vangen getuigt dan weer van een groot hart en veel idealisme, maar ook van veel naïviteit. Dergelijke (tijdelijke) heroriënteringen van infratructuur zijn verre van evident en kunnen alleen gerealiseerd worden na ernstig overleg op vele niveaus. Als een theater daklozen opvangt of maaltijden uitdeelt, is dat een bijzonder genereus maatschappelijk gebaar. Een theater verwijten dat het dat niet doet, houdt echter geen steek. 

Dat deze crisis tot nieuwe vormen van samenwerking en van organisatie kan leiden, laat ons dat hopen en er effectief aan werken. Maar geheime en ononderhandelbare agenda’s helpen daar niet bij.

Erwin Jans
Dramaturg Toneelhuis