Theater als ruimte voor dialoog

Theater als ruimte voor dialoog

Guy Cassiers reageert op enkele bijdragen in de reeks van Etcetera en rekto:verso over de toekomst van het theater in Antwerpen en van Toneelhuis in het bijzonder.

In het Antwerpse podiumveld doet zich in 2019 een momentum voor: meerdere huizen wisselen van directie. Daarom vroegen Etcetera en rekto:verso vijf uiteenlopende stemmen naar wat zij het Antwerpen van morgen wensen. Guy Cassiers reageert op deze voorstellen en vindt dat wie een plan voor de toekomst ontwerpt best ook naar het verleden kijkt.

When you cut down a tree...


When you cut down a tree, what you make from it
should be at least as miraculous as what you cut down.

(Richard Powers)  

Dat er op dit ogenblik zo’n intense discussie gevoerd wordt over een nieuwe invulling van Toneelhuis en dat er verschillende scenario’s voor de toekomst gesuggereerd worden, kan ik alleen maar toejuichen. Het maakt in elk geval duidelijk dat ook Toneelhuis een plek is die er in Antwerpen en in Vlaanderen toe doet. Dat is een van mijn belangrijkste streefdoelen als artistiek leider geweest. Het is trouwens opvallend dat het debat over diversiteit zich zo sterk in de podiumkunsten profileert en veel minder in de andere kunsten of media. Ook dat bewijst dat het theater nog steeds een vitale publieke plek is, een openbare experimenteerruimte. Er heeft zich de voorbije jaren een nieuwe maatschappelijke dynamiek ontwikkeld, die veel kritische energie en artistiek enthousiasme losmaakt en radicaal met het verleden wil breken.

Mijn eerste voorstelling was Kaspar van Peter Handke begin jaren tachtig. Het is het verhaal van een jongen die vanuit een schreeuw op zoek gaat naar zichzelf en naar zijn eigen taal, maar tegelijk geconfronteerd wordt met en geconditioneerd wordt door de taal van de anderen. Iedere generatie kunstenaars moet haar identiteit bevechten tegen de bestaande artistieke codes en structuren. In de toekomstscenario’s wordt er uiteraard naar de toekomst gekeken. Maar misschien wordt daarbij het verleden al te snel van tafel geveegd. Nochtans blijft kennis van het verleden, en dat zonder nostalgie, voor mij cruciaal om naar de toekomst te kijken.

Toen ik dertien jaar geleden aan Toneelhuis de artistieke invulling van een ensemble van verschillende theatermakers gaf, stootte dat op behoorlijk wat kritiek en weerstand. Er werden vragen gesteld over het verdwijnen van ‘het ensemble van acteurs’ en ‘het repertoire’. Nu is het gegeven van een stadstheater als ‘een huis met vele kamers’ algemeen aanvaard. Het idee dat de werking van een stadstheater zich niet noodzakelijk moet ontwikkelen vanuit één artistieke identiteit, heeft navolging gekend zowel in binnen- als in buitenland. ‘Toneelhuis’ is een specifiek model voor de organisatie van een groot theater geworden. KVS en NTGent geven een andere invulling. Ik heb het altijd een van de grote kwaliteiten van de Vlaamse stadstheaters gevonden dat ze zich zo eigenzinnig ontwikkelen vanuit wat de stedelijke context hen aanreikt.


Een boom in de verte

Hoe wordt een weg gebaand door onbetreden sneeuw? Een man ploetert moeizaam door de diepe, rulle sneeuw. Hij richt zich op een oriëntatiepunt in de onafzienbare sneeuwvlakte: een boom in de verte. Op het pas gebaande pad volgen vijf of zes andere mannen. Van degenen die het spoor volgen moet iedereen op een stukje onbetreden sneeuw stappen en niet in het spoor van de ander. Zo banen ze een bredere weg. En op de tractoren en karren die volgen rijden geen schrijvers maar lezers. Het is een beeld van de Russische schrijver Varlam Sjalamov. Voor mij is het een metafoor voor de werking van Toneelhuis. Ik geloof in de kunstenaar als iemand die op een bijzondere manier in de wereld staat en naar de wereld kijkt. Ik geloof dat zijn eigenzinnige manier van kijken ook een ‘eye opener’ kan zijn voor het grote publiek. En misschien kan het beeld nog verder geïnterpreteerd worden? De boom waar de mannen in de sneeuw aanvankelijk naartoe stappen, hun oriëntatiepunt in de verte, is Toneelhuis zoals het nu is. Vanuit verschillende wortels is een sterke stam omhoog geschoten die zich rijk heeft vertakt en waarvan de zaadjes nieuwe bomen voortbrengen.

 

Dialoog, autonomie en verschil

Theater is voor mij altijd een ruimte geweest voor dialoog: dialoog tussen verschillende  kunstenaars, dialoog tussen verschillende disciplines, dialoog tussen live aanwezigheid en technologie, tussen woord en beeld, tussen tekst en muziek, en uiteindelijk dialoog met het publiek.

De dialoog is alleen maar mogelijk wanneer er verschil is en wanneer dat verschil autonoom is. Dat is het geval voor mijn eigen voorstellingen. Maar die autonomie van het verschil is ook het vertrekpunt van de werking van Toneelhuis als organisatie. Ik heb een aantal artistiek heel verschillende theatermakers gevraagd om onder het dak van Toneelhuis hun werk te komen maken (en niet zelf subsidies aan te vragen, om zo de financiële druk op het subsidiebudget te verminderen). Om de artistieke autonomie te benadrukken spraken we aanvankelijk over onszelf als ‘een bende egoïsten’. Natuurlijk staat die autonomie niet los van de werkelijkheid en de wereld om ons heen. Daarom hebben we later een term als ‘geëngageerde autonomie’ gebruikt. De kunstenaar verhoudt zich tot de samenleving en de geschiedenis maar dan binnen de autonomie van zijn specifieke artistieke taal.

Het onderlinge verschil tussen die artistieke talen binnen Toneelhuis is altijd zeer groot geweest en dat was bewust zo. Ook het samenbrengen van verschillende generaties, zowel bij de makers als bij de toeschouwers, was een cruciaal uitgangspunt. Het idee van Toneelhuis als ‘een microkosmos’ stond daarbij centraal. Ondanks een ernstige vermindering van de subsidies doorheen de jaren (anderhalf miljoen!), zijn we er door partnerschappen met het buitenland in geslaagd om met de verschillende makers internationale trajecten uit te zetten. De vele reizen en de intense samenwerkingstrajecten hebben de makers en hun voorstellingen verrijkt met steeds nieuwe kaders en steeds nieuwe interpretaties.


Artistieke duurzaamheid

Theater is voor mij investeren in tijd en ruimte. Theater staat voor mij in het teken van traagheid, verstilling en verdieping. Daarin wordt theater steeds unieker. En dit in tegenstelling tot het vluchtige en het impulsieve van veel andere media. Dat heeft zich in Toneelhuis vertaald in lange trajecten met een aantal theatermakers. Dat geldt ook voor het publiek dat de mogelijkheid krijgt om de theatermakers over een lange periode te volgen. Een vorm van artistieke duurzaamheid. Ik wil de theatermakers in Toneelhuis de kans geven om hun artistieke verhaal doorheen een reeks van voorstellingen te vertellen. De volgende twee seizoenen krijgen de  verschillende theatermakers de kans om hun verhaal binnen Toneelhuis af te ronden. Het idee van duurzaamheid ligt ook aan de basis van de vraag van de drie stadstheaters (KVS, NTGent en Toneelhuis) om als Kunstinstelling erkend te worden.


De draden van Ersilia

In haar bijdrage voor Rekto:Verso en Etcetera schrijft Barbara van Lindt dat het theater en de theaterinstellingen in Antwerpen doorheen de jaren een soort evenwicht hebben gevonden. We weten wat we aan elkaar hebben. Ook al omdat een aantal directeurs al lang aan het hoofd van hun organisatie staan. Ik denk dat dat klopt. Het gevoel van een gedeelde verantwoordelijkheid voor het theater in Antwerpen is de voorbije jaren groter en dieper geworden. Aanvankelijk werd Toneelhuis, de grootste speler in het Antwerpse theater, en zijn nieuwe invulling, met argusogen bekeken. Ik denk niet dat ik overdrijf als ik zeg dat  Toneelhuis een betrouwbare partner is gebleken. De werking van AKO, opgestart vanuit Toneelhuis, heeft zeker bijgedragen tot de goede verstandhouding. De verschillende Antwerpse organisaties versterken elkaar onderling. De Antwerpse Kleppers en Love at First Sight, opgestart als een antwoord op de behoefte van respectievelijk Antwerpse gezelschappen en nieuw opkomend talent aan speelplekken, zijn daar mooie voorbeelden van. AKO heeft zich ontwikkeld tot een volwaardige gesprekspartner van de stedelijke overheden. In zijn bijdrage verwijst Louis Janssens naar De onzichtbare steden van Italo Calvino. Sinds ik dat boek in het kader van Rotterdam Culturele Hoofdstad als inspiratie voor een voorstelling heb gebruikt, ben ik het blijven lezen. In een van de steden die Calvino beschrijft - Ersilia - spannen de mensen gekleurde draden tussen de hoeken van hun huizen om de verhoudingen vast te leggen die de basis vormen van het leven in  de stad. Als er zoveel draden zijn dat je er niet meer tussendoor kunt, verhuizen de bewoners.

Antwerpen is een dicht netwerk van relaties geworden. Er is meer overleg en samenwerking dan voorheen. Maar er moeten nu nieuwe draden gespannen worden. Er is veel veranderd in de samenleving. Dat moet zijn neerslag vinden in organisatie en werking van de theaters. Ik hoop dat het gesprek op stedelijk niveau alleen maar uitgebreid zal worden. Dat er samen gekeken kan worden naar de uitdagingen en naar de hiaten. En die zijn er. Zo is het opvallend dat heel wat plekken en organisaties die zich expliciet bezighouden met theatermakers van diverse afkomst ofwel niet meer bestaan, ofwel vertrokken zijn, ofwel minder werden gesubsidieerd (Zuiderpershuis, Moussem, KunstZ, Sering, MAF, Rataplan,...). Dat is geen goede evolutie. Veel expertise, begeleiding en contacten gaan zo verloren. Nieuwe infrastructuren (één van de grote pijnpunten in Antwerpen) en nieuwe organisatievormen zijn nodig om deze nieuwe makers te begeleiden en te laten doorgroeien. Nu zijn er initiatieven die hen een eerste kans geven, maar voor verdere begeleiding is er voorlopig geen mogelijkheid. Dat maakt een organische artistieke groei doorheen de theaters en instellingen in Antwerpen onmogelijk. Daarnaast is het ook van belang om aandacht te hebben voor wat er zich buiten de structuren aan nieuwe artistieke expressies aandient. Dit lijken me belangrijke thema’s om op stedelijk niveau te bespreken. Niet ieder theater moet alle functies vervullen, maar op stedelijk niveau moeten wel alle functies ingevuld worden.


De grote zaal als ambacht

De geschiedenis van het theater in Vlaanderen sinds de jaren tachtig valt voor een deel samen met de discussie over de grote en de kleine zaal. Laat het meteen duidelijk zijn: in de grote zaal wordt geen belangrijker theater dan in de kleine zaal gemaakt, maar het is wel een verrijking en vergroting van het aanbod. De grote zaal stelt een aantal specifieke en andere eisen. Ik vind ‘ambacht’ geen vies woord. Integendeel. Er is een technische know-how nodig om met de grote zaal en zijn mogelijkheden om te gaan. Dit ambachtelijke aspect wordt zeer vaak onderschat. Een voorstelling spelen in een grote zaal wil immers niet zeggen dat je wat luider moet spreken of je decor wat verder uit elkaar moet zetten. Het P.U.L.S.-project is expliciet opgestart vanuit dit besef en wil een groep jonge makers via workshops, stages en eigen voorstellingen vertrouwd maken met die mogelijkheden. De jonge makers kunnen ervaring opdoen door de trajecten van anderen te volgen en door zelf veel te spelen (niet meer zo evident in Vlaanderen!), in binnen- en in buitenland.


De kracht van de leugen

In zijn Decay of lying schrijft Oscar Wilde: “Journalism is unreadable. And literature is not read. That is all.” Elke voorstelling is voor mij per definitie een ode aan de taal. Vandaar mijn voorkeur om met belangwekkende schrijvers uit binnen- en buitenland te werken. Het is de taal die onze perceptie van de werkelijkheid bepaalt. In mijn voorstellingen vertaal ik niet de werkelijkheid, maar roep ik met taal een werkelijkheid op. Zelf - en hier spreek ik zeer persoonlijk - vind ik theater niet het geschikte medium om directe en duidelijke politieke of maatschappelijke uitspraken te doen. Als je dat in het theater doet, doe je dat meestal voor je eigen achterban. Je predikt voor eigen kerk. Ik probeer juiste vragen te stellen naar macht en manipulatie, naar goed en kwaad, naar de verhouding tussen individu en groep, etc. In die zin behoor ik tot een generatie voor wie ambiguïteit, meerduidigheid en ironie belangrijke artistieke onderzoeksstrategieën zijn. De kracht van het theater ligt voor mij in de omweg van de leugen die een waarheid vertelt.

Ik zou willen eindigen met een uitspraak van de Russische filmmaker Tarkovsky die mijn geloof in het theater en in de kunst samenvat in een krachtig beeld: “Als iemand die niet kan zwemmen in het water valt, zal zijn lichaam instinctief bewegingen maken om hem te redden. Zo is de kunst het instinct dat de mens, in geestelijke zin, voor verdrinking behoedt.”


Guy Cassiers
Artistiek leider Toneelhuis