Onderzoek
In het kader van mijn stage werkte ik binnen Toneelhuis – het Antwerps stadstheater – het project ‘That crazy little thing called love’ volledig uit. Met deze eerste testcase wil Toneelhuis mensen in een maatschappelijk kwetsbare positie de kans bieden om volwaardig aan cultuur te participeren, door hen actief toe te leiden naar de Bourlaschouwburg via het thema ‘liefde’. Het project kadert namelijk binnen de voorstelling Romeo & Julia van Toneelhuismaker Mokhallad Rasem. Hiervoor ging de publiekswerking duurzame samenwerkingsverbanden aan met sociale organisaties.
Vanuit dit project rees bij mij de vraag hoe ver andere Vlaamse professionele podiumkunstenhuizen staan wat betreft toegankelijkheid voor deze doelgroep. Ik ging daarom op zoek naar een algemene stand van zaken via volgende onderzoeksvraag:
“Hoe toegankelijk is het Vlaamse professionele podiumkunstenlandschap in de hedendaagse steden voor mensen in een maatschappelijk kwetsbare positie, en wat kan Toneelhuis hieruit leren, binnen het beoogde duurzame samenwerkingstraject met organisaties die werken met en voor deze doelgroep?”
Omdat het binnen het bestek van mijn scriptie onbegonnen werk is om het gehele Vlaamse podiumkunstenlandschap te bevragen, spitste ik bovenstaande onderzoeksvraag toe op de grotere podiumkunstenhuizen. Hiervoor bevroeg ik zes organisaties in drie Vlaamse steden: deFilharmonie, HETPALEIS, NTGent, Vlaamse Opera, KVS en BRONKS.
Om het onderzoek voldoende representatief te maken, grasduinde ik ook in heel wat literatuur, die mijn bevindingen vanuit de bevragingen konden staven en aanvullen. Het resultaat? Een weergave van de stand van zaken en uitdagingen voor het Vlaamse podiumkunstenlandschap, gevolgd door een concrete toepassing hiervan op Toneelhuis.
Vaststellingen en conclusies
Cultuurparticipatie is geen verplichting, maar wel een recht van ieder mens. Toch heerst er binnen de vernieuwde steden een grotere ongelijkheid dan ooit gekend. Hierdoor wordt uitsluiting van maatschappelijk kwetsbare groepen – waaronder mensen in kansarmoede – op alle domeinen van de samenleving in de hand gewerkt. Dit heeft te maken met factoren als leeftijd, nationaliteit, gezinssamenstelling, onderwijs, arbeid, leefloon/inkomen, huisvesting en gezondheid. Een cumulatie van deze factoren heft vaak een onvolwaardige kans op cultuurparticipatie tot gevolg. Hierdoor ervaren mensen in een maatschappelijk kwetsbare positie bepaalde cultuurparticipatiedrempels. De nood aan meer toegankelijkheid en omkadering binnen de culturele sector vloeit hieruit voort.
Gedurende mijn onderzoek merkte ik heel wat paralellen op tussen de manier waarop de organisaties inspelen op de huidige uitsluitingen. Allereerst zijn heel wat Vlaamse podiumkunstenhuizen zich nog onvoldoende bewust van het belang van een duidelijke en gedragen visie rond diversiteit. De visies rond diversiteit zijn bijna overal opvallend breed, waardoor men onmogelijk concreet aan de slag kan gaan. Bovendien beweert ieder cultuurhuis van zichzelf dat ze een open huis zijn, waar inclusief werken centraal staat, terwijl iedere organisatie naast het reguliere aanbod ook maatgericht aanbod aanbiedt. Deze contradictie hangt samen met het gebrek aan gevormde visies.
Wel hanteren alle cultuurhuizen een breed podium- en publieksbemiddelingsaanbod als tweede belangrijke pijler in hun werking aan diversiteit. Om dit brede aanbod toegankelijk te maken voor iedereen werken alle bevraagde huizen vooral aan het slechten van de financiële drempel. Daarnaast wil iedereen ook andere drempels slechten, zoals het gebrek aan bereikbaarheid door buurtgericht en op locatie te werken.
Om zich te verankeren in buurten gaan alle organisaties een resem diverse en duurzame samenwerkingen aan. Tijdsgebrek van publiekswerkers is hiervoor een belangrijke reden. Een andere reden is de expertise die het culturele veld op die manier verwerft over de doelgroep. Toch krijgt de sociale sector als partner vaak nog een ietwat passieve functie. Oplossingen hiervoor zijn meer kruisbestuivingen en evenwicht tussen vraag- en aanbodgericht werken. We mogen ons laten inspireren door de stad, maar we moeten ook zelf actief op zoek gaan naar wat er leeft. Dit laatste gebeurt nog te weinig. Men wil meer ‘doen’ dan ‘denken’, maar mede daarom is er te weinig voeling met de doelgroep.
Toneelhuis kan hieruit allereerst leren dat meer gedragenheid van een visie rond diversiteit noodzakelijk is. Daarnaast kan hun brede aanbod nog toegankelijker worden door drempels te slechten en zich te verankeren in buurten. Dit is pas mogelijk indien er diversiteitsmedewerkers in dienst zijn, waardoor meer expertise over de doelgroep ontstaat. Deze expertise groeit ook door gelijkwaardigere en actievere samenwerkingen met de sociale sector en door meer kwalitatief onderzoek naar de omgeving.
Een allereerste broodnodige stap is echter de visie van de sector over zichzelf tegenover de doelgroep. Met kwalitatieve kunst en cultuur bieden ze mensen in een maatschappelijk kwetsbare positie de kans om volwaardig deel te nemen aan de samenleving. Enkel wanneer cultuurhuizen dit beseffen, kunnen zij iedereen een volwaardige kans bieden om eventuele interesses in cultuur te ontdekken en ontplooien.