Uit het juryrapport van de Toneelprijzen 2017:
“Peter Van den Begin wórdt Richard III: met een superieure fysiek geeft hij vorm aan een vileine koning die je gelooft en die je inpakt, al weet je dat hij uiteindelijk voor de bijl gaat en de grootst mogelijke slechterik is. Hij krijgt het telkens voor elkaar het publiek moeiteloos voor zich te winnen.”
Lees hier alles over de VSCD Toneelprijzen
Uit het juryrapport van het Nederlands Theaterfestival:
De jury over Risjaar Drei: ”Elke nieuwe Richard III moet zijn positie veroveren in de rij van alle voorgaande versies. Deze Risjaar Drei doet dit onmiddellijk. In vet Antwerps/Vlaams gezet sleurt ook deze Risjaar iedereen die in zijn buurt komt meedogenloos naar de grijnzende afgrond.”
De jury over De dingen die voorbijgaan: “Een aangrijpende, sterk geacteerde voorstelling over eenzaamheid, onmacht en hardnekkige schaduwen uit het verleden. Als een opera zo strak geregisseerd, en schitterend vormgegeven door Jan Versweyveld.”
Lees hier alles over het Nederlands Theaterfestival
Uit het juryrapport van het Vlaams Theaterfestival:
"Met Risjaar Drei bewijzen Olympique Dramatique en Toneelhuis hoe vitaal een stuk 'uit het ijzeren repertoire' kan zijn, hoe sterk het de eigen verbeelding kan stimuleren. (...) De vertaling van Stijn Van Opstal en Tom Dewispelaere getuigt van zoveel plezier in Vlaamse sappigheid en creatieve spitsvondigheden dat je je er zonder enige moeite aan overgeeft. Je beluistert de tekst met nieuwe oren. Daarnaast zag de jury vooral een schare uitstekende spelers, enkele memorabele scènes en een uiterst besmettelijke omarming van de zaal. Want al zag je dit seizoen wel meer creaties ervoor kiezen om de zaal een ongecompliceerd cadeau terug te geven, Risjaar Drei spant de kroon.”
Lees hier alles over Het TheaterFestival
Lees hier het integrale juryrapport van het Vlaams Theaterfestival:
“Met de figuur van Richard III heeft William Shakespeare de acteur een groot cadeau gedaan. De Engels koning wordt voorgesteld als een doorstrapte schurk, zonder moraal of scrupules. Dat hij daarbij fysiek mismaakt is, verhoogt de pret voor de speler nog. Hoe geef je vorm aan een krom figuur die als geen ander recht door zee gaat in zijn handreiking naar de kroon? Ooit stapte Peter van den Begin uit het grote Ten Oorlog-project van Luk Perceval, nu staat hij na zoveel jaren weer met Shakespeare oog in oog. Het levert een opwindende ontmoeting op tussen een groot schrijver en een groot acteur. Van den Begin tekent de machtsgeile schurk zowel sober als met genot. Af en toe lijkt hij in zijn Richard zelfs een zweem van morele twijfel op te zoeken: hij haalt hem uit zijn eendimensionaliteit en geeft hem een persoonlijke toets.
Veel doet natuurlijk de taal die Risjaar Drei in de mond neemt. Regisseurs Tom Dewispelaere en Stijn Van Opstal betuigen dan wel groot respect voor de oorspronkelijke machtsstrijd die Shakespeare uittekende, ze tonen zich een stuk minder trouw tegenover zijn vorige vertalers, zoals Burgersdijk en Willy Courteaux. Hun keuze voor plat Antwerps kan zeker wenkbrauwen doen fronsen. Alleen getuigt hun vertaling van zoveel plezier in Vlaamse sappigheid en creatieve spitsvondigheden dat je je er zonder enige moeite aan overgeeft. Je beluistert de tekst met nieuwe oren.
Daarnaast zag de jury vooral een schare uitstekende spelers, enkele memorabele scènes en een uiterst besmettelijke omarming van de zaal. Want al zag je dit seizoen wel meer creaties ervoor kiezen om de zaal een ongecompliceerd cadeau terug te geven, Risjaar Drei spant de kroon. Alleen al Jan Decleir nog eens zien spelen maakt er dé publiekshit van dit jaar van. Een vorige generatie kent hem nog al de dronken, wanhopige Richard uit Ten Oorlog. Maar hier flitst Decleir voorbij als een oude koningin die een vloek uitspreekt, om daarna kleine opdrachten te vervullen als de rechterhand van Risjaar, en zich naar het einde toe te bekwamen in de rol van toneelknecht. Die nederigheid van een groot acteur is een fijne les in collegialiteit, maar bovenal bijzonder ontroerend.
Met Risjaar Drei bewijzen Olympique Dramatique en Toneelhuis hoe vitaal een stuk ‘uit het ijzeren repertoire’ kan zijn, hoe sterk het de eigen verbeelding kan stimuleren. Dat dit in Vlaanderen als een halve scholk wordt ervaren, zegt meer over veel ander theater dan over deze voorstelling. Met verve tonen Van Opstal en Dewispelaere welke rijke bronnen er in de toneelliteratuur te vinden zijn.”