Mijmeringen van een migrant
De Britse straatkunstenaar Banksy financierde een schip – de Louise Michel, genoemd naar een Franse feministische anarchiste – om vluchtelingen die de Middellandse Zee proberen over te steken te redden. Twee weken geleden redde de Louise Michel 89 mensen op zee, waaronder veertien vrouwen en vier kinderen. Het schip is sneller dan de meeste andere NGO-boten en dat is geen overbodige luxe in de strijd met de Libische kustwacht die de vluchtelingen probeert te onderscheppen om ze terug te brengen naar de detentiekampen in Libië. Door de naam van Banksy kwam het bericht op alle grote nieuwszenders. En terecht. Want door de impact van de corona-crisis op het politieke en het dagelijkse leven, is de realiteit van de ‘vluchtelingencrisis’ uit de publieke aandacht verdwenen.
De ‘vluchtelingencrisis’ is een ‘beschavingscrisis’. Met als iconisch beeld een overvol ronddobberend bootje vol onzekere en bange mensen. Het is Europa zelf dat zich in een politieke en morele crisis verkeert. Politiek omdat het geen eensgezind antwoord vindt op de uitdagingen van de migratie. Moreel omdat het zijn eigen basiswaarden niet meer lijkt te kunnen naleven. De Middellandse Zee die door de Franse schrijver Paul Valéry ‘een beschavingsmachine’ werd genoemd omdat er doorheen de eeuwen zoveel culturen ontstonden door de uitwisseling tussen haar kuststeden, heeft intussen de trieste reputatie gekregen van een kerkhof voor vele duizenden anonieme vluchtelingen die de overtocht waagden maar nooit Europa bereikten.
Nieuwe woorden, alstublieft!
“Er siddert wat, de boot, hij siddert, dat is toch sidderen, of niet? Nee, daar is een ander woord voor, nee, dat vind ik ook niets, hij wiebelt, de boot, hij dobbert, de boot siddert van angst, nee, hij schommelt, omdat die mensen niet stil kunnen zitten. De boot is als een, ik kan er nu niet opkomen, als een speldenkussen vol naalden, ik wil niet zeggen vol vol, maar het is toch vol. Water is dikker dan glas, maar niet kapot te krijgen, het gaat open, het groeit aan elkaar wat bij elkaar hoort, alles wordt een, water dus. Alleen de mensen die erin vallen, gaan kapot. Breken kunnen ze niet, het water neemt hen op. Het neemt mensen in zijn snavel, nee ‘snavel’ kan je hier niet zeggen, zoals je ook ‘sidderen’ niet kan zeggen, alstublieft, kan iemand ons nieuwe woorden aanreiken, dank u wel.”
Wat doet een boot volgepropt met vluchtelingen ergens op de Middellandse Zee tussen de Noord-Afrikaanse en de Zuid-Europese kusten? Dobberen, schommelen, wiebelen of sidderen? Bovenstaande zinnen zijn een fragment uit het stuk Die Schutzbefohlenen (2013) van de Oostenrijkse schrijfster Elfriede Jelinek. In haar tekst reageert de schrijfster op wat in de media en in de politiek de ‘vluchtelingencrisis’ genoemd wordt. Het is een tekst waarin verschillende stemmen door elkaar commentaar geven op de komst van de vluchtelingen uit Afrika en het Midden-Oosten, nu eens vol empathie en begrip dan weer afwijzend en agressief. De kracht van Jelineks tekst is niet dat hij een analyse van de situatie maakt, maar dat hij het westerse discours over de vluchtelingen blootlegt. Het is alsof Jelinek haar oor te luisteren heeft gelegd in de huiskamers, de metro’s, de busstations, de cafés, de parlementen, etc. van Europa en aan de bron opgetekend heeft hoe er over de vluchteling en de vreemdeling gesproken wordt.
Kan iemand ons nieuwe woorden aanreiken, dank u wel! Misschien kunnen ons die woorden alleen maar aangereikt worden door die stem die Jelinek niet heeft opgetekend. De stem van de vluchteling zelf. Misschien zijn de vluchtelingen wel de laatste Europeanen, omdat zij hardnekkig en vaak tegen beter weten in blijven geloven in de humanistische fundamenten van Europa? In hun verhalen, die vaak evenmin als hun lichamen Europa bereiken, vinden we misschien de nieuwe woorden die we nodig hebben om te begrijpen wat er werkelijk aan de hand? Misschien overtuigen hun woorden en hun verhalen ons ook om opnieuw de Europeanen te worden die we zouden moeten zijn? De vluchteling-kunstenaar speelt hierin een cruciale en mediërende rol.
‘Zielzoeker’
Als gevolg van de oorlogen in Irak en Syrië is de voorbije decennia een intellectuele en artistieke diaspora uit het Midden-Oosten op gang gekomen. Heel wat Iraakse en Syrische kunstenaars zijn naar Europa gevlucht en zetten hier, meer of minder zichtbaar, meer of minder ondersteund, meer of minder geïntegreerd in de Westerse kunstscène, hun artistieke werk verder. Hun aanwezigheid begint langzaam een impact te hebben op de artistieke ontwikkelingen in Europa. Nieuwe verhalen – doorleefde ervaringen van migratie, vervreemding, maatschappelijke exclusie, racisme, oorlogsellende, gedwongen vlucht, etc. – zoeken naar nieuwe uitdrukkingsvormen. Het werk van deze nieuwe kunstenaars is een uitdaging voor het beleid, voor de artistieke instellingen, voor de kritische receptie en niet in de laatste plaats voor het publiek. In wat volgt concentreer ik me op het bijzondere parcours van theatermaker Mokhallad Rasem (Bagdad, 1981) die sinds 2005 in Vlaanderen werkt.
IN 2017 bracht hij een tijdlang door in het asielcentrum van Menen op de Frans-Belgische grens. Hij sprak daar met de bewoners en noemde de voorstelling die hij op basis van die gesprekken maakte Zielzoekers (2017). Met dat nieuwe woord legde hij feilloos de diepere betekenis bloot van de bijna technisch geworden term ‘asielzoekers’. Alleen als buitenstaander met de bijzondere ervaring van de vluchteling en met een zekere afstand tot de Nederlandse taal kon Mokhallad Rasem in de vraag om ‘asiel’ ook de vraag om een ‘ziel’ horen.
Naar aanleiding van zijn voorstelling Dagboek van een leeg bed (2019) zei hij: “Het kussen van je bed is tijdens de nacht het dichtst bij je hoofd. Het weet wat je denkt en droomt. Soms wil het kussen je gedachten niet dragen omdat ze te zwaar zijn. Dan word je wakker met een stijve nek en kan je je hoofd niet meer bewegen. Hoeveel weegt je hoofd met een zware gedachte? Met een mooie gedachte? Soms weegt één enkel woord zeer zwaar in je hoofd. Soms zijn heel veel woorden heel licht.” Met dit poëtische beeld beschrijft Mokhallad Rasem heel precies wat hij sinds zijn komst naar België in al zijn voorstellingen doet. Namelijk: zijn hoofd wegen, met alle gedachten, herinneringen, emoties en fantasieën erin. En in het bijzonder het gewicht van bepaalde woorden wegen. Woorden die in zijn leven van groot belang zijn: oorlog, vluchten, afscheid nemen, wachten, aanpassen, opnieuw beginnen, etc. Sommige woorden trekken het weefsel van een leven stuk, andere woorden proberen de draden te herstellen. En in het hart van dat proces staan woorden als moeder, moederland en moedertaal. Drie moeders die Mokhallad, door oorlogsomstandigheden gedwongen, moest achterlaten, maar die blijven terugkeren in zijn slapeloze hoofd én in zijn theatervoorstellingen.
Totale breuk
Het theater zit Mokhallad Rasem (Bagdad, 1981) in het bloed. Zijn inmiddels overleden vader, Rasem Al Jumaily, was een bekend Iraaks acteur die volkstheater maakte en ook actief was in de film- en televisiewereld. Mokhallad Rasem ging in 1996 naar het Conservatorium van Bagdad en studeerde daarna theater aan de universiteit. Na zijn studies richtte hij een theatergezelschap op. Met hun voorstelling Sorry, Sir, I didn’t mean it won het gezelschap de prijs voor de beste voorstelling op het International Festival for Experimental Theatre in Caïro (2004). De voorstelling werd in 2005 voor een tournee door Duitsland uitgenodigd. Nadat een Amerikaans-Britse invasie de Iraakse dictator Saddam Hoessein ten val had gebracht, brak een gewelddadige burgeroorlog uit die het hele land destabiliseerde.
De familie Rasem besloot naar Syrië te vluchten en gaf aan zoon Mokhallad de raad om in Europa te blijven. Hij belandde uiteindelijk in België waar hij asiel aanvroeg.
’Kunstenaar zijn’ is voor Mokhallad Rasem van dan af existentieel en onverbrekelijk verbonden met zijn ‘vluchteling zijn’. Zijn gedwongen besluit om in Europa te blijven, veroorzaakte een totale breuk in zijn leven. In Irak was hij een theatermaker, de zoon van een populaire televisieacteur. In België was hij niemand. Hij sprak niet alleen geen Nederlands. Ook artistiek stond hij nergens. Niemand kende hem of had ook maar iets van zijn werk gezien. Niet alleen de directe band met zijn land, zijn taal, zijn familie en zijn vrienden was verbroken, ook zijn artistieke loopbaan en zijn artistiek netwerk – zijn hele symbolische kapitaal – verdween van de ene dag op de andere als sneeuw voor de zon. Naast een nieuw leven, moest hij ook bouwen aan een nieuwe artistieke loopbaan. In België doorliep hij opnieuw een hoogst persoonlijke ‘theateropleiding’: hij leerde de taal, zag alles wat hij kon zien en greep iedere mogelijkheid aan om theater te maken. De afstand tot zijn geboorteland liet hem toe kritisch naar zijn eigen theatertaal te kijken en nieuwe expressievormen te ontdekken. Zijn doorbraak kwam er in 2010 met Irakese geesten, een theatervoorstelling over de impact van de recente oorlogen in Irak op verleden, heden en toekomst van zijn generatie. In 2013 werd hij opgenomen in het ensemble van theatermakers van Toneelhuis te Antwerpen
Oorlog is lange tijd afwezig geweest in het Europese bewustzijn. Oorlogen gebeurden elders. Met de komst van de vluchtelingen dringt de ervaring en het trauma van oorlog zich opnieuw aan Europa op. Het theaterwerk van Mokhallad Rasem staat in het teken van het verlies en de daarmee samenhangende rouw. Dat verlies gaat uit boven het persoonlijke verlies. Het gaat om het verlies van een land, een cultuur, een traditie, een volk: “Niet in elke voorstelling gaat het over oorlog. Maar de kracht, de energie, de atmosfeer, de oorlogsbeelden blijven in je – ze leven verder in je lichaam, in je geeft en in je gedachten. Hoe kan ik dat in kunst omzetten? Hoe kan ik die verschrikkelijke dingen afbeelden?”
Van repertoire naar documentaire
In steeds nieuwe theatrale vormen vertelt Mokhallad Rasem over de ervaring van het migreren.en vooral het verlies. Aanvankelijk deed hij dat aan de hand van ingrijpende bewerkingen van repertoirestukken als Romeo en Julia en Othello (van Shakespeare) en Caligula (van Camus). Die klassieke stukken injecteerde hij met de actualiteit van zijn leven en zijn land. Het zijn erg beeldende voorstellingen waarin muziek, dans en projectie even belangrijk zijn als de taal en het verhaal. Omdat hij niet aanwezig kon zijn bij de begrafenis van zijn vader in Syrië, ensceneerde hij die begrafenis op een rituele en aangrijpende manier opnieuw in zijn voorstelling Hamlet Symphony (2014).
Naast het bewerken van repertoirestukken ontwikkelde Mokhallad Rasem ook een andere, meer documentaire aanpak om theater te maken. Deze ensceneringen zijn kleinschaliger en vaak opvallend sober. De Amerikaanse filosoof Benjamin Barber zegt ergens dat we in de westerse definitie van de democratie te veel de nadruk leggen op het spreken, op het innemen van standpunten, op het verdedigen van posities en te weinig op het luisteren, het proberen ontvankelijk te zijn voor de stemmen en de meningen van anderen. De voorbije seizoenen heeft Mokhallad precies dat gedaan: geluisterd. Zijn methode is even eenvoudig als efficiënt. Hij creëert een situatie waarin mensen zich op hun gemak voelen en luistert dan vol aandacht naar wat ze vertellen. Het vertrekpunt is niet langer een bestaande literaire tekst, maar gesprekken die hij uit de mond van mensen optekent: jongeren, vluchtelingen, oorlogsslachtoffers,…
Wachten (2013) en Wachten bis (2014) zijn gebaseerd op de eenvoudige vraag: ‘waar wacht je op?’ In Wachten wordt die vraag gesteld aan een heel uiteenlopende groep van anonieme mensen en in Wachten bis aan een groep leerlingen van een middelbare school. In beide gevallen zijn de antwoorden een getuigenis van eenzaamheid, hoop, verlangen en verdriet. De nevenschikking van soms banale, soms diepzinnige, nu eens goed geformuleerde, dan weer moeizaam verwoordde antwoorden, op video opgenomen en tijdens de voorstelling geprojecteerd, creëerde een ontroerend panorama van emoties. Zijn documentaire Young Bagdad (2017) is gebaseerd op een workshop die hij in 2015 in Bagdad gaf aan jonge mensen die met theater bezig zijn. Mokhallad vroeg hen naar hun dromen in een wereld die getekend was door oorlog, destructie en terreur. Eveneens in 2017 bracht Mokhallad Rasem een aantal weken door in een asielcentrum in Menen aan de Franse grens en sprak daar met vluchtelingen. Hij vroeg hen naar hun verwachtingen voor de toekomst en legde die gesprekken op camera vast om ze een plaats te geven in de voorstelling Zielzoekers. Voor zijn voorstelling Mother Song (2018) ging hij in kampen in Libanon, Irak en Syrië praten met moeders die een zoon of een echtgenoot in het oorlogsgeweld verloren had. Hij wilde de stem van de moeders vastleggen als een hommage aan hun geduld en hun nooit aflatende energie. De voorstelling is een mooi voorbeeld van een ‘theater van de armoede’: met een paar doeken en enkele tapijten, wat potten en pannen, licht en projectie roept Rasem een hele wereld op waarin het concrete alledaagse overvloeit in een mythische en rituele dimensie.
Delivery Theatre
In zijn verlangen om nog intiemer theater te maken en nog dichter bij de toeschouwers te komen, verraste Mokhallad in het seizoen 2017-2018 met een nieuw initiatief: Delivery Theatre. Op zijn bromfiets, zoals een pizza deliverer, trok Rasem op bestelling Antwerpen in en bracht met zijn uitklapbare maquette van een theater verhalen bij de mensen thuis. Met tekeningen en kleine figuren maakte hij live een aangrijpende mini voorstelling in de huiskamer. Vertrekpunt was de vraag: wat kan er gebeuren na de verwoesting? Is onze verbeelding krachtig genoeg om vanuit splinters en brokstukken opnieuw schoonheid tevoorschijn te toveren?
Naast dit bewust kleinschalige initiatief maakte Mokhallad Rasem in 2018 samen met choreograaf Helge Letonja in Bremen de grote voorstelling Audition for Life/Art waarin ze een parallel trekken tussen een speler die auditie doet voor een rol en artiesten van elders die zich een weg willen banen in een nieuw land. Audition for Life/Art met acht acteurs en dansers heeft geen onmiddellijk zichtbare narratieve samenhang. Er wordt niet één overzichtelijk verhaal verteld. Er wordt daarentegen gezocht naar de mogelijkheid om een veelvoud aan verhalen te vertellen in een revue-achtige nevenschikking. Die verbrokkeling van scènes wordt niet gepresenteerd als het uit elkaar vallen van een zinvol geheel, maar omgekeerd als een feestelijke chaos waarin het verschil de norm is: dans en theater lopen door elkaar, visuele elementen spelen een belangrijke rol, verschillende talen worden gesproken, biografische verhalen worden gecombineerd met fragmenten uit de wereldliteratuur, westerse en niet-westerse dans en muziekstijlen worden gemixt.
In het meer intieme De Verse Tijd (2019) ensceneerde hij samen met Kuno Bakker (van Dood Paard) de ontmoeting tussen twee mannen uit verschillende culturen. Op een voorzichtige, zoekende, grappige, ontroerende manier stellen ze elkaar vragen naar hun verschillen. De twee acteurs vertrekken vanuit een zuivere interesse voor elkaar, voorbij de gebruikelijke vooroordelen en scherp afgebakende identitaire posities. Wat betekent het woord ‘grens’ voor jou? Wat betekent ‘de liefde’ voor jou? Wat betekent ‘poëzie’? Welke relatie heb je tot je moeder? Wat eet je graag? In hun aandacht voor details, voor het kleine, het alledaagse en het onverwachte, vermijden ze de ‘botsing der beschavingen’ die zoveel van de interculturele dialoog hypothekeert. Ieder militantisme en activisme, in welke richting ook, is hen vreemd. Geen grote woorden of boodschappen met hoofdletters, maar een oprechte dialoog op menselijk niveau. “Er zijn natuurlijk culturele verschillen, maar hoe belangrijk zijn ze? Stel dat Kuno een gitaar is en ik een djoze. Wat gaan we dan doen? Elkaars snaren stuk trekken? Of proberen samen te spelen? De kracht van de voorstelling is dat ze met twee verschillende instrumenten een nieuwe melodie probeert te maken. En het doet er niet toe dat die soms wat vals klinkt. In het seizoen 2020-2021 zetten zij hun gesprek verder in de voorstelling Homemade, waarin ze samen een huis gaan bouwen.
Dagboek van een leeg bed
In zijn meest recente voorstelling Dagboek van een leeg bed (2019) gaat Mokhallad opnieuw in dialoog met zichzelf en zijn verleden als vluchteling. Hij staat alleen op het toneel. Het verhaal dat hij vertelt, is gebaseerd op de vele notities die hij al sinds jaar en dag neemt van wat hij denkt en voelt, van wat hem overkomt en van wat hij zich verbeeldt. Mokhallad heeft die notities herlezen en geselecteerd wat hem nu nog raakt. Toch het is geen biografisch verhaal dat hij vertelt. Soms lopen feit en fictie zelfs in elkaar over. Het is het verhaal van een man die in zijn eigen hoofd rondloopt dat heel veel lijkt op een kunstenaarsatelier met een bed. “Het hoofd van een mens is voor mij een doos of een doos vol dozen. Iedere doos is verschillend en heeft een andere inhoud: een gebeurtenis, een persoon, een klank, een geur, een gevoel, een stukje muziek. Er zijn dozen vol verlangen, vol wachten, vol eenzaamheid, vol oorlog, vol liefde, etc.”, aldus Mokhallad Rasem.
Dagboek van een leeg bed is geen rechtlijnige vertelling. Zo zit het leven immers niet in elkaar. Mokhallad wandelt tussen de dozen vol herinneringen, gedachten, gevoelens, dromen, indrukken, etc. De verhalen rijgen zich aan elkaar tot een lange poëtische vertelling. Soms hard. Soms grappig. Soms ontroerend. Soms dat allemaal tegelijk. Het belang van de voorstelling is de ervaring die eraan ten grondslag ligt en die door miljoenen mensen ter wereld gedeeld wordt: de ervaring van het moeten vluchten, het alles moeten achterlaten en het opnieuw moeten beginnen in aan andere wereld. Voor velen onder ons die deze ervaring niet hebben meegemaakt, zijn dit woorden zonder gewicht. Teksten en voorstellingen als deze, gebroken en gefragmenteerd, meer suggestief dan expliciet, die meer verzwijgen dan ze zeggen, helpen om een idee te krijgen van de zwaarte van die woorden.
Erwin Jans
Erwin Jans (Hasselt, 1963) werkt sinds 2006 als dramaturg bij het Toneelhuis. Daarnaast doceert hij over theater en drama aan de acteeropleiding van de Artesis Hogeschool Antwerpen en aan het KASK te Gent. Hij publiceert over theater, literatuur en cultuur in o.a. Eutopia, Etcetera, Rekto:Verso en nY.
Dit artikel werd gepubliceerd op de website eutopiainstitute.org, een website over democtatie, het Midden-Oosten en diversiteit.
Dagboek van een leeg bed reist in Vlaanderen en Nederland.
Toneelhuis en Bebuquin publicerden een drietalige tekstuitgave van Dagboek van een leeg bed in het Nederlands, Engels en Arabisch