Tempest te pakken te krijgen voor een interview is moeilijk: ze tourt dezer dagen wereldwijd met The Books of Traps and Lessons. Intussen werkt ze on the road haar tweede roman af, en straks gaat haar theatertekst Paradise in première in het National Theatre in Londen: een coverversie van de Griekse tragedie Philoctetes. Tempest gebruikte al eerder Griekse mythes als grondlaag in haar werk: in haar epische gedicht Brand New Ancients sleurde ze de Oude Goden genadeloos het nu in en maakte er hedendaagse personages van, die zich moesten zien te redden in South East London. Het leverde haar, als jongste dichteres ooit, de Ted Hughes Award op, voor haar innovatieve aanpak van poëzie als genre. In Hold Your Own, de bundel waarmee ze doorbrak bij het grote publiek, verfijnde ze dit remix-procedé. Wat heeft een auteur, die als literaire voorbeelden naast tientallen MC’s consequent Samuel Beckett, James Joyce, W.H. Auden, dichter-dronkaard William Blake én de Wu-Tang Clan noemt met de Oude Grieken?
Gaea Schoeters: Waar hebben jij en Tiresias, de blinde ziener uit Hold Your Own, elkaar ontmoet?
Kate Tempest: Ik heb Tiresias leren kennen bij het lezen van Sophocles’ Oedipus Rex, Antigone en Oedipus te Colonus: ik had het gevoel dat hen (*) in al deze verhalen werd meegesleept in het drama van anderen om daar een waarheid te verkondigen die hen niet wilde verkondigen, en vervolgens gestraft werd voor wat hen te zeggen had. In Oedipus te Colonus wordt Tiresias begeleid door een kind, net zoals Antigone haar blinde vader Oedipus begeleidt, dus vroeg ik me af of dat Tiresias’ eigen kind was. Ik zat met zoveel vragen over wie die persoon was. Hen spreekt in poëtische profetieën. Ik vond hen fascinerend. Ik heb Tiresias jaren meegedragen, tot hen een deel van mijn innerlijke landschap werd. Toen ik me verdiepte in het verhaal hoe hen profeet werd, bliezen de details me compleet van mijn sokken. Dat verhaal wilde ik vertellen. Ik speelde met allerlei ideeën over de vorm, leefde er nog een jaar of drie mee, en toen de tijd gekomen was om mijn eerste ‘gedrukte’ bundel te schrijven, wist ik meteen dat ik Tiresias’ verhaal daarvoor als ordenend principe wilde gebruiken. Ik wilde het originele verhaal hervertellen als opener, en de mythe dan gebruiken als springplank naar de andere gedichten die ik wilde schrijven. De mythologische context maakte de bundel universeler, wat belangrijk was omdat ik over heel persoonlijke dingen wilde schrijven, zoals gender en seksualiteit.
(*) Tempest gebruikt het gendervrije voornaamwoord they om over Tiresias te spreken dat in het Nederlands wordt weergegeven met ‘hen’.
Tiresias wordt ongewild de speelbal van de goden. Als jongetje stoort hij twee slangen bij het paren; als straf verandert Hera hem in een vrouw. Jaren later kruisen de slangen opnieuw zijn pad, en wordt hij weer man. Vervolgens wordt Tiresias, die in zijn leven dus twee geslachtsveranderingen heeft meegemaakt, door Zeus naar de Olympus gesleurd om daar een huiselijke ruzie te beslechten. Wie geniet meer van seks, de man of de vrouw? Tiresias’ antwoord bevalt Hera niet, en ze rukt hem de ogen uit; als troost schenkt Zeus hen de gave van de helderziendheid.
GS: Wat trok jou aan in het verhaal? Het visionaire of de genderqueerness?
KT: Ze vullen elkaar aan: Tiresias krijgt zijn zienersgave omdát hen zowel man als vrouw geweest is. Wat suggereert dat zij die als geen van beide of net als beide genders leven een gevoeligheid of specifiek perspectief bezitten dat nodig is voor profetische inzichten.
Tiresias struikelt het openingsgedicht binnen als een balorige puber en eindigt als dakloze, wiens profetische woorden iedereen weglacht. Tempest versnijdt hun verhaal met scènes uit haar eigen jeugd. Kleedkamers vol giechelende meisjes die een parfum met de veelzeggende naam Innocence in het rond spuiten, tot de lucht toxisch wordt. Avonden aan pooltafels, waar ze vergeefs probeert one of the girls te zijn tot haar gevoelens abrupt veranderen, van willen zijn naar willen hebben. Een genderverwarring die al eerder is begonnen, in het ontwapende gedicht ‘Girl next door’. Deze worsteling met genderstereotypes loopt als een rode draad door de bundel, heel intiem. En dan zoomt de camera plots uit. Weg van het persoonlijke. Na ‘Childhood’, ‘Womanhood’ en ‘Manhood’ volgt deel vier, ‘Blind Profit’. Niet Prophet. Tempests poëzie krijgt hier iets profetisch: door de mond van de Oud-Griekse ziener neemt ze onze tijd onder de loep.
KT: Dat was wat het idee wilde dat ik deed. Soms, met schrijven, is dat gewoon hoe het gaat. Het is zo mysterieus. Ik kan erop terugkijken en intenties op mijn keuzes en beslissingen plakken, maar om heel eerlijk te zijn: het kwam gewoon zo in me op en het voelde juist.
GS: Veel mensen noemen je werk visionair, en zien in jou een soort profeet van deze tijd.
KT: Ik denk dat mijn rol als dichter, en onze rol als muzikant, schrijver, kunstenaar, is om een mogelijkheid tot verbinding te creëren. Het laat-kapitalisme vereist afstomping: we gebruiken ons vermogen tot dissociëren om mentaal gezond te blijven. Hoe kan je je volledig verhouden tot de realiteit van je stad? Tot waar ze op gebouwd is, wat haar aandrijft? Wie daaronder lijdt? Echt stilstaan bij wat elke stap die je zet betekent, zou slopend zijn. Deze tijd vereist gradaties van ongevoeligheid. Essentieel om te overleven. Maar ongevoeligheid is uitputtend, en het tegenovergestelde van creativiteit. De rol van de kunstenaar is verbindend. Een werkelijke verbinding ervaren kan ons reanimeren, ons uit onze apathie rukken, al is het maar even. En wie verbonden is met zijn eigen menselijkheid is volgens mij veel beter in staat verbinding te maken met de menselijkheid van anderen. Daarom huilen mensen tijdens optredens. Omdat ze met een schok terug in hun gevoel schieten. De opluchting van een echte, resonerende verbinding voelen.
GS: Je bent niet de enige. Ook Nick Cave en Patti Smith worden met priesters vergeleken. Wordt de concertzaal de nieuwe kerk, en poëzie of muziek een nieuwe vorm van zingeving?
KT: De grote religieuze teksten en spirituele gidsen gebruiken allemaal poëzie om ons toegang te verschaffen tot het goddelijke. Het is geen vervanging. Poëzie en muziek zijn manieren om een hogere staat van bewustzijn te bereiken, in te tunen op diepere frequenties. Voor mij is het iets religieus. Creativiteit is heilig. Het is een uiting van het goddelijke. Het is god. Het is een opening. Een verbinding. Het is het mooiste en het meest mystieke aspect van het leven dat ik ken.
Tempest groeide op in een arbeidersgezin in South East London, een start die ze zelf samenvat als ‘een geweldig gezin en een warm nest in een kutdeel van de stad’. Daar ontstond haar liefde voor outcasts. Haar plaat ‘Everybody Down’ vertelt het verhaal van drie gedesillusioneerde jongelingen op drift in Londen, en ook in haar dichtbundels worden bevolkt door prostituees, daklozen en drugdealers, schimmige figuren aan de rand van de maatschappij die in al hun menselijkheid rondscharrelen op zoek naar de zin van het leven. Al haar werk ademt engagement door.
GS: ‘Hiphop’, zei je in een interview, ‘houdt alleen steek in een morele context.’ Je kunstenaarschap ontstond uit de noodzaak je stem te laten horen: je schrijft over klimaat, klasse, armoede, hebzucht, kapitalisme. De grens tussen kunst en activisme is soms erg dun. Hoe bewaar je dat evenwicht?
KT: Ik ben beginnen schrijven uit een wanhopige obsessie. In de eerste plaats was ik verliefd op de lyriek. Dat was het begin van alles. Maar ik wilde ook diepere communicatie. Ik zat met grote vragen en wilde gesprekken beginnen. In de loop van de jaren heb ik geleerd dat hoe minder dictatoriaal je omgaat met je creativiteit, hoe beter je output wordt. Als ik te duidelijk weet wat ik wil van een idee, beperk ik de mogelijkheden om iets ongewoons te ontdekken; dan wordt het cliché, saai, dood. Mijn politieke visie zit vervat zit in mijn werk, maar ik ga daar niet naar op zoek. Het gebeurt gewoon. Van zodra je het werk stuurt alvorens ernaar te luisteren, sterft het.
GS: Je steunde Jeremy Corbyn, neemt duidelijk standpunt in tegen alt-right, xenofobie en racisme en pleit voor de belangen van mensen en planeet boven die van de economie en de happy few. Hoe verhoudt dat zich tot je kunstenaarschap?
KT: Ik heb een engagement ten opzichte van mijn vak en mijn ideeën, en ik heb ook een geweten en een ziel. Ik heb een geloof. Ik heb overtuigingen. En ik geniet het privilege dat journalisten me naar mijn mening vragen. Dat is erg vreemd. Ik wil niet aan anderen vertellen wat ze moeten denken en voelen. Ik wil luisteren naar mensen die anders denken, dat voel ik heel duidelijk. Maar tegelijkertijd heb ik een sterk moreel kompas, én ik heb een platform. De enige betekenisvolle verandering die ik kan hopen te verwezenlijken is het tot stand brengen van verbinding. Daarop richt ik mijn energie: op bewustmaking en verwijding van de blik, ook bij mezelf, door te performen.
GS: Activisme is een lelijk woord geworden, waarmee rechts probeert te stigmatiseren wat vroeger gewoon empathie heette, of sociaal bewustzijn. Probeer je hiervoor een tegenwicht te bieden?
KT: Ik veroordeel niemand voor zijn overtuiging. Ik vind niemand fout. Nergens over. Dat kan vreemd klinken, omdat mijn werk zo doordrenkt is van de angst van de getuige. Maar dit is een nieuwe overtuiging van me. Ik geloof in radicale empathie. Altijd weer verbinding zoeken met het deel van mezelf dat geërgerd, beledigd of woedend is op iets of iemand. Niets gaat ons begrip te boven, van niemand kan niet gehouden worden. Onvoorwaardelijke liefde, onvoorwaardelijke empathie is erg moeilijk. Maar ik geloof erin. Kan ik empathie voelen voor de CEO van een multinational die met zijn beslissingen hele families de dood in jaagt voor nog meer winst? Kan ik empathie voelen voor de misogyne rechtse politicus die de schuld van armoede bij de armen zelf legt? Kan ik dat? Het is moeilijk. Kan ik empathie voelen voor de persoon die mijn vriend op zijn gezicht slaat en zijn tanden uitmept? Ik probeer het. Als mijn empathie niet op alles gericht is, kan ze nergens op gericht zijn. Als ik alleen kan meevoelen met mensen met wie ik het eens ben, betekent dat niets. Ik kan dit voelen omdat ik bevoorrecht ben. Als ik elke dag agressief beledigd zou worden omwille van mijn ras of mijn sociale klasse, zou ik me wellicht heel anders voelen. Ik kan mijn empathie uitbreiden omdat mijn leven gepamperd is door privilege.
Tempest begon al vroeg te bouwen aan haar kunstenaarsschap. Op haar zestiende performde ze al op open mic nights, soms wel drie keer per nacht. Die eerste jaren werd ze nauwelijks opgemerkt, maar ze zette koppig door, laverend tussen zelftwijfel en het besef dat ze voorbestemd was om te performen. Intussen werd ze uitgeroepen tot Next Generation Poet, genomineerd voor de Costa Book Award en – tweemaal – voor de Mercury Prize.
GS: Je bent dezer dagen een superster. Zelf koesterde je altijd wantrouwen tegen gehypte kunstenaars. In een interview uit 2016 zeg je: "Het plan was altijd al om een fundering te bouwen die zo stevig is dat niemand je integriteit in twijfel kan trekken. Drie toneelstukken, twee epische gedichten, een roman. En drie albums. Daar valt niet op af te dingen. Dat betekent: ze meent het." Voel je die nood nog steeds, nu je zo succesvol bent?
KT: Ik denk dat succes relatief is. En dat ik het anders meet dan anderen. Ik meet mijn succes af aan de voltooiing van projecten. Ik heb meer afgewerkt dan vijf jaar geleden, gelukkig. Maar de drie dingen waar ik op dit moment aan werk zijn nog niet af. En eigenlijk heb ik gefaald in het afwerken van een roman waar ik al twee jaar mee worstel. Wat een kunstenaar succesvol maakt, is het vermogen om na een tegenslag weer recht te krabbelen. Hoe kom je terug nadat je gefaald hebt? Dat is succes. Of het nu een persoonlijk of een creatief falen is. Dat gebeurt grotendeels achter de schermen. Niemand zal je ooit bekronen voor het aantal keren dat je gefaald hebt. Maar dat zouden ze moeten doen! Ik hoop de rest van mijn leven werk te blijven maken, dus ook al heb ik dit ‘fort’ gebouwd, er is nog zoveel te doen. En om alles wat je afwerkt, hangt de dreiging: zal dit het laatste zijn? Alsjeblieft niet, je hoopt van niet, maar het zou kunnen. Ik weet niet waar mijn creativiteit vandaan komt. Misschien verlaat ze me. Ik heb daar geen controle over. Verschrikkelijk. En in zekere zin zijn alle afgewerkte projecten mislukkingen, want tegen de tijd dat ik een idee heb uitgewerkt, heb ik het verknald. Dat is schrijver zijn: dat beseffen, en het toch telkens opnieuw proberen. In de hoop, zoals Beckett zei, de volgende keer ‘beter te falen’. Leven met die gedachte geeft me de nederigheid kunstenaar te zijn. Alleen wie nooit iets heeft afgewerkt, heeft de euvele moed te denken iets te zeggen te hebben dat beter is dan alles wat al bestaat. Ik ken dat, ik heb dat ook gehad! Ware moed is beseffen dat het nooit perfect zal zijn, en dat alles al gezegd is met meer elegantie, evenwicht, precisie, diepte en helderheid dan jij ooit kan hopen te bereiken. En toch verder schrijven. Dat is de uitdaging, en het wordt nooit gemakkelijker.
GS: Deel jij je tijd op in schrijfjaren en tourjaren, of combineer je gewoon alles?
KT: Ha! Dat is nog eens een idee. Een paar jaar geleden ging de bal aan het rollen, na vijftien jaar mezelf smijten om ‘het te proberen maken’… het was geweldig opwindend: ik zat in een waanzinnige creatieve rollercoaster, probeerde naam te maken, alle kansen te benutten. Dat betekende nooit stoppen. Vijf jaar lang was ik constant bezig: touren, schrijven, publiceren, onophoudelijke promo, nooit een moment rust. Ondanks alle druk was ik in staat werk na werk na werk te blijven maken en te performen. Ik had een plan, het werkte, en dat gaf me energie, maar ik tastte diep in mijn reserves en draaide lange tijd in het rood. Dat eiste een zware tol van mijn mentale, fysieke en emotionele gezondheid, mijn huwelijk liep stuk, ik zag nooit familie of vrienden op mijn bandleden na, of om me compleet te bezuipen als ik de kans kreeg, en ik gaf mijn hele leven buiten mijn werk op. Dat is niet goed voor je. In mijn huidige positie kan ik selectiever zijn over wat ik doe en wanneer. Mijn nieuwe management is bezorgd om mijn gezondheid, en wil dat ik nog jaren kan doorgaan. Dus nu is alles veel leefbaarder. Ik moet nog steeds regelmatig on the road schrijven, maar niet zoals vroeger. Ik heb eindelijk het punt waar ik jaren naartoe heb gewerkt, maar het was verdomd moeilijk hier te raken en ik vind het niet vanzelfsprekend.
GS: The Book of Traps and Lessons, waar je nu mee tourt, is veel hoopvoller dan je vroegere werk. Alles draait om verbinding.
KT: Dat is inderdaad mijn belangrijkste focus op dit moment. In de media wordt constant de nadruk gelegd op wat ons verdeelt. Overal waar ik kijk, zie ik hoe mensen gedwongen worden dit of dat te zijn, wij of zij, voor of tegen. Het is demoraliserend om daar de hele tijd mee geconfronteerd te worden; ik vind veel meer motivatie in wat ons verbindt dan in wat ons verdeelt.
GS: Je was 28 toen je Hold Your Own schreef. Hoe kijk je er nu op terug?
KT: De dingen die ik heb gemaakt zijn belangrijke mijlpalen, orgelpunten in de zee van het leven. Nuttig om de chaos te structureren tot een verhaal waarin ik kan geloven. Publicaties, albums, tours, optredens: het worden haakjes rond zoveel meer dan alleen maar het werk. Ze bevatten de ervaringen die ik had tijdens elk project, de setup van mijn leven op het moment dat ik ze schreef, waar ik stond als mens. Hoe het met me ging, waar ik woonde, met wie ik mijn leven deelde. Al die dingen liggen erin besloten. Ik herlees de oude dingen niet; er is nog niet genoeg tijd overheen gegaan om er iets nuttigs uit te kunnen leren. Hoewel ik soms terugdenk aan een gedicht uit Hold Your Own en dan oprechte genegenheid voel voor de hele onderneming. Een soort van trots op de persoon die het schreef. Maar dat is niet zoiets als trots zijn op mezelf. Het voelt meer als trots zijn op iemand anders. Wie zij was, wie hen was, wat hen deed. Waarom. Hoe. Het voelt niets als iets wat veel te maken heeft met het heden waarin ik me nu beweeg. Dus: zoals iedereen terugkijkt op wie ze vijf of tien of twintig jaar eerder waren.
GS: Een selectie gedichten uit de bundel is nu gearrangeerd tot een theatertekst. Vind je dat moeilijk, zelf theaterauteur zijnde?
KT: Het is mooi om werk los te laten eens je het hebt gemaakt. Ik heb geen controle over het leven van mijn boeken, en het heeft ook niets meer met mij te maken. Als iemand een ervaring met mijn werk heeft, gaat dat over hen. Zij maken de verbinding, waaruit het vuur ontstaat. Niet ik. Mijn werk als auteur is afgelopen als ik mijn laatste versie inlever. Mijn werk als Kate de performer heeft mij geleerd hoe het voelt dingen te ontdekken in een tekst waarvan Kate de schrijver niet wist dat ze erin stonden. Een werk performen wil zeggen dat je het toevertrouwt aan je lichaam, en je lichaam leert je dingen over de tekst die je nooit kan weten tot ze gebeuren. De gedachte dat mensen dingen zullen ontdekken waarvan ik nooit had gedacht dat ze ontdekt zouden worden, vind ik geweldig opwindend. Dat is wat het betekent om creativiteit te laten leven.
Kate Tempest
Tiresias. Hold your own
Vertaling Gaea Schoeters en Johanna Pas
PoëzieCentrum/Toneelhuis, Gent/Antwerpen, 2020
128 p. / €15
Bestel de bundel hier!
Dit interview verscheen in Poëziekrant, mei-juni 2020