Mevrouw de Ambassadeur,
Dames en Heren,
Ik overdrijf niet als ik beweer dat Frankrijk een bijzondere rol gespeeld heeft in de ontwikkeling van mijn werk als theatermaker. Sta me toe om bij de uitreiking van deze onderscheiding iets te zeggen over mijn relatie met Frankrijk en mijn dankbaarheid daarvoor.
Over Frankrijk als poort naar Europa
Tussen 2002 en 2004 ensceneerde ik in Rotterdam bij het Ro theater een vierdelige cyclus gebaseerd op A la recherche du temps perdu van Marcel Proust. De confrontatie met de roman van Proust is van cruciaal belang geweest voor de ontwikkeling van mijn theatertaal voor de grote zaal. Omwille van organisatorische redenen kon het Ro theater helaas niet ingaan op een uitnodiging van het festival van Avignon. Ik vind het nog steeds jammer dat ik Frankrijk niet heb kunnen tonen hoe belangrijk een van de grootste Franse schrijvers voor mij is geweest.
Maar goed, de doorbraak kwam er kort daarop met Rouge décanté en Mefisto for ever, mijn eerste productie als artistiek leider van Toneelhuis in Antwerpen. Mefisto for ever was voor mij het begin van een reflectie over de rol van de kunstenaar in een snel veranderende samenleving. De blijvende interesse in mijn werk en mijn dialoog met Franse programmatoren, coproducenten, journalisten en toeschouwers over kunst en engagement – een discussie waarin Frankrijk een lange traditie heeft – hebben op mij inspirerend en stimulerend gewerkt.
Ik denk dan in de eerste plaats aan het Festival d’Avignon en het Festival d’Automne in Parijs, maar ook aan bijvoorbeeld het Maison de la Culture in Amiens, Le Phénix in Valenciennes, MC93 in Bobigny, de opera’s van Lille en Parijs, en aan de tientallen steden waar mijn voorstellingen te zien zijn geweest, van Dunkerque tot Nice, en van Strasbourg tot Poitiers. Zij hebben mijn voorstellingen niet alleen getoond, maar via coproducties financieel ook mogelijk gemaakt. Op dit ogenblik ga ik zelfs een stap verder in de samenwerking met Frankrijk in de vorm van co-creaties. Voor de voorstelling Grensgeval werkte ik samen met de Franse choreografe Maud Le Pladec en volgend seizoen regisseer ik acteur Jérôme Kircher in mijn adaptatie van Het kleine meisje van meneer Linh van Philippe Claudel, nog een Fransman.
Sommige van mijn voorstellingen hebben wellicht vaker in Frankrijk gespeeld dan op tournee in Vlaanderen en Nederland! Ik heb ook bijzonder goede herinneringen aan de gesprekken met het Franse publiek. Ik bewonder hun intelligentie en hun welsprekendheid. Ik apprecieer erg de ernst en de diepgang waarmee de journalisten in Frankrijk over mijn voorstellingen schrijven. Ik overdrijf niet wanneer ik stel dat Frankrijk voor Toneelhuis de poort naar Europa is geweest. Frankrijk heeft mij en andere theatermakers van Toneelhuis in contact gebracht met programmatoren uit de rest van Europa.
Over Marcel Duchamp en schoonheid
Toen Duchamp in 1917 zijn urinoir tentoonstelde, was dat een grandioos statement tegen alle klassieke artistieke idealen, maar in feite hief hij daarmee de kunst op en haalde het begrip schoonheid onderuit. En nog altijd hangt er aan “schoonheid” een verkeerd elitair geurtje, alsof het enkel voorbehouden zou zijn voor een bepaalde groep. Tot op de dag van vandaag worstelen we met dat begrip. Tegelijk wordt het steeds meer geclaimd vanuit commerciële belangen. Ik vind een iPad of een iPhone ook heel fijne objecten, maar uiteindelijk gaan zij bepalen wat we mooi vinden. De smaakmakers van schoonheid zijn nu niet meer de kunstenaars maar de designers.
Ik heb de behoefte om het woord ‘schoonheid’ opnieuw voor de kunsten te claimen. Voor mij raakt het woord ‘schoonheid’ de essentie van kunst. Schoonheid verleidt of anders geformuleerd: kunst genereert betrokkenheid. Kunst is een vorm van liegen. En zeker theater is één grote leugen: het is voortdurend ‘doen alsof’. Maar die leugen kan een zeer helder licht op de werkelijkheid werpen. Of zoals de Amerikaanse architect Louis Kahn eens zei: “The sun never knew how wonderful it was until it fell on the wall of a building.”
Schoonheid vraagt om toe-eigening. Waarom word je door iemand aangetrokken? Je ontdekt in die persoon een bepaalde schoonheid, en die wil je absorberen in jezelf. Je wilt je ermee verenigen, om die schoonheid vervolgens te reproduceren in een kind. En wat daar gebeurt, geldt ook voor de kunstenaar. Je eigent je iets toe, maar tegelijk vertaal je het ook, probeer je er iets aan toe te voegen: een element van verbeelding. Zo zie ik toch mijn eigen rol in theater: als een sluis, die de schoonheid van prachtige literatuur reproduceert door ze met een hele ploeg te vertalen naar de scène. Het is juist door zo’n vertaling dat je er de inhoudelijke en de sensitieve kracht van kan ontdekken. Schoonheid draagt een ambitie uit, van wat je binnen je cultuur, je bewustzijn, je maatschappij nastreeft. Het is deel van een groeiproces, om een gemeenschap naar een hoger niveau te tillen.
Er wordt wel eens gezegd dat een schrijver of een dichter in zijn werk gebruik moet maken van de taal van de straat, van de massa. Hoe democratisch dit op het eerst zicht ook lijkt en hoeveel praktische voordelen dit de schrijver ook biedt, toch is het onzin, het is een poging om de kunst – in dit geval de literatuur – aan de geschiedenis te onderwerpen. Een van de verdiensten van de literatuur is dat zij de mens helpt om de tijd waarin hij leeft te preciseren. De literatuur leert de mens zich te onderscheiden in de menigte van zowel zijn voorgangers als zijn gelijken. Door de literatuur wordt de mens minder slachtoffer van de geschiedenis. Literatuur verzet zich tegen de herhaling, tegen de tautologie, tegen het cliché.
Proust is een taalkunstenaar. Tegelijk is hij zich als weinig anderen bewust van de beperktheid van de taal om de complexiteit van onze emoties en gedachten enerzijds en de complexiteit van de werkelijkheid uit te drukken. Zijn hoofdpersonage twijfelt aan alles: aan zichzelf, aan de wereld, aan zijn interpretatie, aan zijn bewustzijn,… Maar deze existentiële twijfel en verwarring weet de schrijver op een virtuoze manier te verwoorden. Wat betreft het onvermogen van de taal is het werk van Marcel Proust het meest extreme voorbeeld dat ik ken: duizenden prachtig geschreven bladzijden om te zeggen dat woorden tekort schieten.
De vragen die in de romans van Proust, Balzac, Marguerite Duras, Jonathan Littell, Philippe Claudel – Franse auteurs die mijn pad hebben gekruist– - gesteld worden over identiteit, verleden, geheugen, het onbewuste, maar ook over politiek, economie, macht en oorlog, probeer ik in mijn voorstellingen, met de esthetische middelen van het theater, opnieuw te stellen voor onze tijd. Kunst is een navigatie-instrument dat zoekt naar referenties in het heden om de weg van het verleden naar de toekomst te kunnen uitzetten.
Over leugens, Julien Benda en Europa
In 1889 publiceerde Oscar Wilde een bekend geworden artikel onder de titel The decay of lying. Daarin protesteert hij tegen het verval van de leugen in de kunst. Op de hem eigen spottende manier gaat hij in tegen de opinie dat kunst een afspiegeling is van de werkelijkheid. Oscar Wilde draait de verhoudingen om. De kunst komt bovenaan te staan en ligt aan de oorsprong van de werkelijkheid. Ik citeer een van Wildes conclusies: “Kunst drukt nooit iets anders uit dan zichzelf. Ze leidt een onafhankelijk leven en ontwikkelt zich langs eigen lijnen. Kunst is niet noodzakelijk realistisch in een tijdperk van realisme en niet noodzakelijk spiritueel in een tijdperk van geloof. In plaats van het kind van haar tijd te zijn, is de kunst er vaak mee in regelrechte tegenspraak, en de enige geschiedenis die kunst voor ons bewaart is de geschiedenis van haar eigen vooruitgang. Soms keert de kunst op haar voetstappen terug en doet ze oude vormen herleven. Op andere momenten is ze ver op haar tijd vooruit en produceert ze werk dat pas in een volgende eeuw begrepen en gesmaakt kan worden. In geen geval reproduceert de kunst haar tijd. (...) Op het moment dat kunst haar verbeeldend vermogen opgeeft, geeft ze alles op.” Het zijn die ‘onware’ dingen die ons de werkelijkheid tonen. Is het niet Van Gogh geweest die ons naar zonnebloemen heeft doen kijken? En Turner naar de Londense mist?
In het huidige politiek-economische klimaat, dat bepaald wordt door neoliberalisme, efficiëntie, directheid, onmiddellijke consumptie en resultaatgerichtheid, wil ik Wildes lofzang van de leugen, van de verbeelding en van de schoonheid luider dan ooit meezingen. Wilde houdt een pleidooi voor de omweg, het indirecte, de mogelijkheid om afstand te nemen, na te denken en te interpreteren, schoonheid te creëren. Het verval van het liegen in de zin die Wilde eraan geeft, is voor mij nauw verbonden met het verval van een bepaald idee van Europa. In het cruciale jaar 1933 schreef de Franse filosoof en schrijver Julien Benda: “Europa zal niet de vrucht zijn van een economische transformatie: het zal alleen bestaan wanneer het een bepaald systeem van morele en esthetische waarden aanneemt.” Ik ben heel blij dat de Franse presidentsverkiezingen gewonnen zijn door een pro-Europeaan. Maar er is nog een zeer lange weg af te leggen. Want wat is Europa op dit moment? Een dogmatisch project om overal de neoliberale ideologie te implementeren en te versterken, met als gevolg de destructie van zijn collectieve intelligentie. Een continent in een diep crisis dat zijn grenzen wil sluiten en zijn humanisme de rug toekeert. Het Europese project vergeet zijn intellectuele, esthetische en sociale competenties te ontwikkelen. Hoeft het te verwonderen dat het anti-Europese denken veld wint? De enige unie die Europa lijkt na te streven is een monetaire. Cynisme is diep doorgedrongen in de politiek en zelfs in het kritische denken. Tegenover dat cynisme wil ik een bepaald idee van schoonheid en dus van liegen verdedigen.
Liegen zoals de Franse cineast Georges Méliès deed. Hij was niet alleen één van de eerste filmmakers - hij verfilmde onder andere Reis naar de maan van Jules Verne, maar hij verzorgde ook ook nieuwsflashes voor het bioscoopjournaal. Omdat hij niet aanwezig kon zijn op de plaatsen waar de dingen gebeurden, ensceneerde hij de gebeurtenissen. Hij filmde ze op voorhand om zijn beelden op tijd in de bioscoop te kunnen tonen. Misschien is de oorlogsreporter evenveel kunstenaar als de kunstenaar journalist is?
Over een pad in de sneeuw en het samenwerken met anderen
Theater maak je niet alleen. Meer dan welke andere kunst is theater de kunst van het samenwerken. Ik zou tientallen, zoniet honderden namen moeten noemen en dan zou ik waarschijnlijk nog mensen vergeten die hun deel hebben bijgedragen aan het creëren van mijn voorstellingen over de jaren heen. Ik wil hen daarom bedanken met een beeld dat ik vond bij de Russische schrijver Sjalamov. Ik gebruikte het vorige week bij de presentatie van ons nieuwe seizoen 2017-2018 om het publiek te bedanken. Vandaag wil ik het gebruiken om de vele mensen achter de coulissen te bedanken. “Hoe wordt een weg gebaand door onbetreden sneeuw? Voorop loopt zwetend en vloekend een man die elk moment in de diepe rulle sneeuw blijft steken en nauwelijks de ene voet voor de andere krijgt. (…) Wegen worden altijd gebaand op rustige dagen, om te voorkomen dat de wind het werk van de mensen wegvaagt. (…) Over het pas gebaande smalle en onzekere spoor volgen een man of vijf, zes, schouder aan schouder. Ze stappen niet in het spoor maar ernaast. Als ze bij een van tevoren aangegeven plek zijn gekomen, keren ze om en lopen terug, zodat de nog niet door mensenvoeten betreden sneeuw wordt platgelopen. (…) De eerste heeft het het zwaarst, en als hij aan het eind van zijn krachten is, gaat iemand anders uit de kopgroep van vijf vooroplopen. Van degenen die het spoor volgen moet iedereen, zelfs de kleinste, zelfs de zwakste, op een stukje onbetreden sneeuw stappen en niet in het spoor van een ander. En op tractoren en paarden rijden geen schrijvers maar lezers.” Een man trekt een spoor, maar dat spoor wordt pas een begaanbare weg wanneer een hele groep dezelfde richting wil uitgaan. Dat is de diepere reden waarom ik theater ben gaan maken en nog steeds maak: om mensen tegen te komen, om met hen in dialoog te gaan en om van hen te leren.
Ik wil daarom iedereen bedanken die met mij meegereisd is. We kunnen met trots omkijken, maar belangrijker vind ik dat er nog steeds een immense onbetreden sneeuwvlakte voor ons ligt. Laat ons vertrekken!
Guy Cassiers