De muziek en de zang krijgen een actieve rol in het verhaal. Ze begeleiden hier niet louter de dramatische actie, maar worden er een onderdeel van. De spanning tussen gezongen woord en gesproken woord heeft te maken met wat Dominique Pauwels omschrijft als een ‘virus’: een virus dringt binnen in het bewustzijn van Macbeth, vergiftigt zijn brein en daarmee zijn hele omgeving. De voorstelling begint als een theaterstuk. Maar naarmate Macbeth meer macht verwerft en meer moorden pleegt, begint het theatermedium af te brokkelen en sluipt er een ander medium binnen: zang en muziek. De heksen, gespeeld door drie zangeressen, mengen zich steeds meer in de handeling. Zij verschijnen ook op andere momenten dan die waarop ze in het stuk van Shakespeare aanwezig zijn.
Samen met Hamlet, King Lear en Othello is Macbeth een van de grote tragedies van Shakespeare. Als Hamlet de tragedie van de twijfel genoemd wordt, King Lear die van de overmoed en Othello die van de jaloezie, dan wordt Macbeth vaak geduid als die van de ambitie. Was het maar zo eenvoudig! De tragedies van Shakespeare zijn te rijk om onder slechts één passie te worden gevangen. De vier tragedies dragen de naam van hun hoofdpersonage. Bij Macbeth is dat zeer terecht. De vele monologen die hij in het stuk heeft, maken dat duidelijk. We zien de wereld vooral door zijn ogen. In die zin is Macbeth misschien veeleer een tragedie van de verbeelding dan van de ambitie. Wat de heksen doen is in de eerste plaats de verbeelding van Macbeth aanvuren. Die verbeelding, nog gevoed door Lady Macbeth, wordt de motor van zijn daden, maar ook zijn kwelling. Ze lijkt haast een eigen leven te leiden. Macbeth beseft op ieder ogenblik wat de consequenties zijn van zijn daden, maar toch slaagt hij er niet in om zich aan die daden te onttrekken. Hij weet dat er naast de daad ook het schuldige bewustzijn van die daad is en dat het bewustzijn hem zal achtervolgen.
De MCBTH van Guy Cassiers en Dominique Pauwels heeft dit gegeven extreem uitgewerkt. De tekst werd ingekort en het aantal personages teruggebracht tot vijf: Macbeth, Lady Macbeth, Duncan, Banquo en Macduff. Met nog minder personages kan het verhaal nog moeilijk verteld worden. Door deze reductie komt Macbeth nog centraler te staan: alle ‘overbodige’ – met excuses aan de Meester – personages zijn immers geschrapt. De bewerking volgt als een seismograaf de ontwikkelingen van het bewustzijn van Macbeth vanaf het ogenblik dat de heksen het zaadje in zijn verbeelding hebben geplant. Dat laat zich ook aflezen uit de uitgebeende titel: MCBTH.
Tegenover die dramatische uitzuivering staat echter een accumulatie van theatrale tekens. Wie vertrouwd is met de voorstellingen van Guy Cassiers, weet dat projecties een belangrijke rol spelen. Met die visuele technologie wordt de innerlijke wereld van de personages veruiterlijkt. Geen toeval dat in veel voorstellingen het hoofd van de personages uitvergroot tegen de achterwand geprojecteerd wordt (Proust, Bezonken rood, Onder de vulkaan, Duister hart). Wat er op de scène gebeurt, gebeurt eigenlijk in het hoofd van de hoofdpersonages. Toch gebeurt er in MCBTH iets anders: niet alleen de achterwand is een projectiescherm, ook de lichamen - of beter gezegd de kostuums van de acteurs – fungeren als projectiescherm. Dat de lichamen worden ‘ingepalmd’ door projecties heeft te maken met de dramaturgie van de voorstelling. De projecties roepen tegelijk beelden op van de natuur en van een technologische wereld. De personages lijken verloren te lopen tussen hun primitieve, dierlijke driften enerzijds en hun cyborg-dubbels anderzijds. De muziek en de zang spelen daarin een centrale rol.
De ontwikkeling van Macbeth – zijn groeiende moordlust, de verinnerlijking van zijn morele strijd, zijn vereenzaming, zijn steeds losser wordende greep op de werkelijkheid, de hel van zijn verbeelding – krijgt een vertaling in gezongen passages. Macbeth gaat zodanig op in zijn machtsstrijd dat de wereld rondom hem vervaagt. Muziek en zang symboliseren die vervaging. De zingende heksen vertegenwoordigen de voortdurende verschuiving tussen realiteit en hallucinatie, tussen een rationele en controleerbare wereld enerzijds en een wereld waarin de duisternis van het (innerlijk en uiterlijk) geweld regeert anderzijds. Het gesproken woord wordt ‘bespookt‘ door het gezongen woord. Muziek en zang leggen een dimensie bloot die in het spreken verborgen en verdrongen blijft.
Zes muzikanten en drie zangeressen vullen de vijf acteurs aan. Terwijl het verhaal zelf tot zijn essentie wordt teruggebracht, wordt het op een ‘barokke’ manier verteld: met projectie, zang en live muziek. En niet te vergeten: met de kostuums van Tim Van Steenbergen.
Dat alles heeft behoorlijk wat impact op het repetitieproces. Een maand lang wordt er gerepeteerd zonder de zangeressen en de muzikanten. Weliswaar met computerbestanden van de door Dominique Pauwels gecomponeerde muziek, maar de confrontatie met de stemmen van de drie zangeressen en later met het live spel van de instrumenten is niet minder dan een ‘schok’. Zang en muziek overweldigen letterlijk het gesproken woord! De belangrijke opdracht van repetitieperiode waarbij alle participanten aanwezig zijn, is het zoeken naar de juiste balans. Gezongen en gesproken woord hebben ieder een ander ritme en produceren een andere tijdservaring. Zolang beiden naast elkaar geplaats worden, is er geen probleem. Dan wordt de zang een soort van commentaar bij het woord. Dat was trouwens de functie van het koor in de Griekse tragedie: een commentaar bij de handeling. Dat was ook het geval bij Bloed & rozen. Bij MCBTH echter, en dat is de grote verandering, vermengen gesproken en gezongen woord zich met elkaar. Dat is een veel grotere uitdaging voor zowel de zangeressen als voor de acteurs/actrice. Twee verschillende ritmes moeten in een soort van balans gebracht worden, terwijl tegelijk ook het conflict tussen zingen en spreken duidelijk moet zijn, want daar gaat de voorstelling precies over: het zingen dat zich als een virus in het spreken naar binnen vreet, als een kanker die het lichaam van Macbeth en van zijn omgeving van binnenuit aantast. De muziek en de zang als de metafoor voor het morele kwaad dat zich langzaam van iemand meester maakt.
Erwin Jans
(Met dank aan Jan Hulst, stagiair)