Bart Meuleman: Maak jij voor Matisklo kostuums, of eerder objecten?
Max Pairon: Tussen de twee in of geen van beiden. Maar het gaat mij vooral over de materialiteiten. Ik vertrek nu vanuit een kostuum, maar soms lijkt dat niet interessant voor het materiaal dat ik gekozen heb. En dan wordt het een object.
Bart: Waar heb jij je op gebaseerd om tot die kostuums/objecten te komen? Op de gedichten van Celan? Of eerder op je eigen verbeeldingswereld?
Max: Eerder dat tweede denk ik. Ik heb aansluiting gevonden met het werk van Celan in de materialiteit die mij fascineert en die in het werk van Celan ook vaak voorkomt. Zijn verbeelding tot de wereld heeft voor mij vaak iets van een natuurstudie. Maar aanvankelijk had ik geen band met dat werk. Het is Bosse die het mij heeft leren kennen. Toen we concreter gingen werken, kwam het langzamerhand bij mij binnen. Vanuit die weg en mijn eigen verbeelding ben ik gekomen tot wat er nu is.
Bart: Wat was je reden om in dit proces te stappen?
Max: Bosse nodigde mij uit. Hij was naar mijn afstudeervoorstelling komen kijken, De vergissing. Daar had ik al wat kostuums gemaakt.
Bart: Gebruik je die opnieuw in Matisklo?
Max: Sommige wel, ja. Door die dramaopleiding te volgen (KASK), voelde ik na een tijdje terug de nood om met mijn handen bezig te zijn (lacht).
Bart: Je put voor dit werk dus in de eerste plaats uit je eigen verbeeldingswereld? Zo’n ‘borstelman’, bijvoorbeeld, waar komen de ideeën daarvoor vandaan?
Max: Ik zie rond mij, ik kijk naar materialen en vraag mij af: wat kan ik daar mee doen? Hoe ver kan ik daar mee gaan? Toen ik met dat ‘satéstokjespak’ (= de ‘borstelman’) bezig was – interesseerde mij vooral het geluid dat zo’n pak zou maken. Hoe het zou ritselen. De verbeelding die dat oproept, daar gaat het voor mij om. Uiteindelijk is dat pak van riet gemaakt, omdat het anders te zwaar werd.
Bart: Wilde je met je pakken iets tegenover de cryptische poëzie van Celan zetten dat heel direct aanspreekt?
Max: Wat voor mij zo interessant is aan het maken van kostuums uit zulke materialen, zijn de beperkingen. Daar moet je mee werken. Dat is iets heel anders dan een kostuum. Die beperkingen hebben voor mij grote, poëtische kwaliteiten. En ja, dat gegeven van ‘beperking’ vond ik wel aansluiten met de verbeelding van Celan.
Bart: Dus je brengt je eigen wereld, gericht op aparte materialen en wat je daarmee kunt doen, binnen in dit proces?
Max: Dat heb ik geprobeerd, ja.
Bart: Hoe heb je samengewerkt met Bosse? Kwam jij met voorstellen?
Max: Ik had een enorme vrijheid in het aanbrengen van materialen. Bosse vertrouwde mij daar ook in. Wat er uiteindelijk gebeurde met de objecten, dat was meer zijn verantwoordelijkheid. Maar daar hadden we ook afspraken over. Ik was vooral in de gelegenheid om verder te gaan in het uittesten van ideeën die ik vroeger al had. Daar heb ik mij volledig op kunnen focussen. Daarnaast vond ik het een boeiende gedachte om als kostuumontwerper met een regisseur te kunnen werken.
Bart: Mag ik daaruit concluderen dat je het werken met dergelijk materialen en pakken wil verderzetten in een eigen performance?
Max: Daar ben ik inderdaad mee bezig. Ik zou graag een landschap maken met dergelijke objecten, een reusachtige ruimte waarin je je kunt onderdompelen.
Bart: Heeft dit proces dat verlangen aangescherpt?
Max: Heel zeker. Ik heb ook minder schrik gekregen om te denken in eenvoud en abstractie.
Bart: Het zou een landschap zijn waarin bewogen wordt, een choreografie voor jouw objecten waarin telkens mensen zitten?
Max: Niet per se waar mensen in zitten maar waarschijnlijk wel waar een menselijkheid in kijkt. Het is toch nog steeds de materialiteit die de grondslag geeft. Een ruimte vol stokken bijvoorbeeld, daar denk ik aan.