Wat vinden jullie zo goed aan elkaar?
Günther: Nu ze erbij zitten, ga ik overdrijven hè. (lacht) Als ik me niet vergis, heb ik alle voorstellingen van Olympique gezien. Wat ik zo fijn vind aan hun voorstellingen is dat ze een enorme energie voortbrengen. Hun spelplezier, eigenzinnige fantasie en de manier waarop ze omgaan met tekstmateriaal spreken mij enorm aan. Als je naar een voorstelling van Olympique kijkt, merk je dat het één grote camaraderie is en dat straalt af op scène. Dat is iets waar ik zelf erg van hou. Niets leuker dan met vrienden een stuk maken, waar je samen achter staat. Je ploetert en vecht soms wel om je mening en goesting erdoor te krijgen, maar eenmaal je op de scène staat, weet je dat je aan hetzelfde touw trekt.
Geert: Ik herken de dingen die Günther zegt en denk ook zo over Lazarus. Ik apprecieer vooral hun grote durf bij het aanpakken en hanteren van materiaal.
Kunnen jullie van elkaar iets leren?
Geert: Neen! (iedereen barst in lachen uit)
Günther: Natuurlijk wel! Hoewel wij in zeer veel overeenkomen, zullen we gaandeweg ontdekken waarin we verschillen. Dat is het spannende van deze samenwerking. Ik ben ervan overtuigd dat we van die verschillen iets kunnen opsteken.
EDUCATION PERMANENTE
Wat is de belangrijkste fase in dat voorbereidingsproces?
Stijn: Er zijn twee verschillende periodes in zo’n proces. Het maken en het spelen. In die eerste periode leg je elkaars levens en elkaars blik op de wereld naast elkaar en komt er een hoop materiaal op tafel. Het repeteren is fantastisch, maar het is werken. Terwijl het spelen doorgaans toch het grote cadeau blijkt. Je gaat met dezelfde mensen en met hetzelfde materiaal nog eens twee maanden op pad en tegen dan is dat bij ons doorgaans een grote speeltuin geworden. (lacht) Het is misschien wat kinderlijk, maar dat is vaak echt speeltijd.
Geert: Vooral die eerste weken in een repetitieproces vind ik heel fijn. Alles ligt nog open en je kan de wildste ideeën bedenken, omdat je nog niet naar de kern moet gaan. Je wordt continu geprikkeld. Bij Olympique kennen we elkaars boekenkast van buiten. Na een aantal jaar samen te werken, weet je met welk materiaal mensen aan komen draven. Wel, die van Günther, Joris en Ryszard ken ik nog niet, dus dat zijn nieuwe impulsen. We kunnen elkaar alleen verrijken.
Joris: Die eerste weken noemen wij 'education permanente'. Die nieuwsgierigheid bevredigen door samen stukken te lezen en films te zien, is een heel fijn onderdeel van het proces. Een constante bijscholing en herbronning.
Günther: Klopt. De zoektocht naar welk verhaal je samen wil vertellen, is een niet te onderschatten element. Je wordt gebeten door een thema of gebeurtenis en maakt er samen een toneelstuk rond. Dat stuk ontstaat bij gratie van de optelsom van alle fantasieën die er aan tafel zitten. Wij willen allemaal iets vertellen.
Ryszard: Het verhaal is inderdaad belangrijk. Toen ik jong was, heb ik een hele tijd niet gelezen tenzij het verplichte schoolliteratuur was. Ik was op die leeftijd teleurgesteld in twee dingen: rock-’n- roll en literatuur. Beide pretendeerden dat verliefd zijn het grootste avontuur is dat je als mens kan meemaken. Ik geloof dat niet. Ik heb mensen gekend die leefden voor de koers of verzamelaars die liever postzegels spaarden dan met een meisje naar de film te gaan. Iemand die een passie heeft, moet geen passie voor een ander mens hebben.
Stijn: Ik denk dat ik Ryszard wel begrijp. Ik had een gelijkaardige ontgoocheling toen ik Het lijden van de jonge Werther van Goethe las. Ik was achttien en ik werd opstandig van dat boek. Het grootse avontuur, de hartstochtelijke, onbeantwoorde liefde. Het leek mij zo’n verenging, zo’n een geromantiseerd, flauw afkooksel. Die jonge Werther beweert dat het leven geen zin heeft zonder de liefde van zijn Lotte en hij verhangt zich aan een boom omdat zijn ontembare liefde onbeantwoord blijft. Dat soort romantische prietpraat is eigenlijk een belediging voor het volle leven. En bij uitbreiding voor alle postzegelcollectioneurs en passionele vlindervangers.
Gaan jullie nog bij externen te rade als de voorstelling zo goed als af is?
Geert: Absoluut. Als je een hele tijd in zo’n proces zit, is het fijn om een nauw betrokken vriend of iemand met een frisse blik die we vertrouwen uit te nodigen om zijn of haar mening te horen. De feedback kan positief of negatief zijn en die nemen we dan mee in de verdere uitwerking. Je hebt dat wel nodig.
HUMOR ALS BRIL
Jullie staan bekend om jullie goede timing. Hoe verklaren jullie dat die humor zo organisch lijkt?
Günther: Wat humor betreft, voelen wij elkaar intuïtief aan. We hebben een gelijkaardige fantasie. Humor is heel breed, hè. Waar andere mensen om lachen, kunnen wij misschien niet om lachen en omgekeerd. Het is moeilijk om onze soort humor te omschrijven, al is ze sowieso aan de zwarte kant.
Joris: De manier waarop wij in het leven staan, wordt weerspiegeld in de stukken die we maken. Wij hebben vaak een tragikomische visie op de dingen en vinden elkaar daarin terug. Dat vertaalt zich op een onbewuste, organische manier in hoe je teksten leest en hoe je die op scène brengt. We pakken dat mee zonder daarbij stil te staan.
Günther: In het voorjaar speelde Olympique Van de Velde. Daar zat ook humor en lichtheid in, maar die namen de tragiek niet weg. Dat is iets waar we ons, denk ik, allemaal voor behoeden. Afhankelijk van welke voorstelling of thema we kiezen, zien we wel in welke mate die humor daarbij komt. Van de Velde kan je niet vergelijken met de Ionesco die ze een paar jaar gelden hebben gemaakt. Dat is een totaal anders soort voorstelling. Ik hou ook erg van dat tragikomische. Dankzij Joris heb ik de geweldige reeks Breaking Bad leren kennen. Die pitchline is heel triestig; het gaat namelijk over een man die gaat sterven. Maar de gevolgen van zijn beslissingen brengen hem in een parket dat supergeestig is.
Stijn: Ik moet dan weer niet per se lachen met die reeks. Die humor maakt net dat ik er ontroerd naar kan kijken. Dan ben ik eerder gefascineerd door hetgeen ik zie, dan dat ik ermee moet lachen. Aan de andere kant kan ik als een klein kind gieren met van die videobloopers waarbij mensen vallen of struikelen. Dat is op het gênante af hoor! Ik voel me ook heel betrapt als ik daarnaar kijk en zo onbedaarlijk moet lachen.
Ryszard: Ik heb lang genoeg geleefd om dat tragikomische gevoel te onderzoeken. Een goed voorbeeld is het verhaal van Job. Ik ben er namelijk van overtuigd dat ze de laatste zin (red. dat Job zijn bezittingen dubbel terug krijgt) in die parabel hebben toegevoegd om er een happy end van te maken, maar dat de appendix eigenlijk heel triest is en hij op die hoop stront blijft zitten. De idee dat de wereld rot is en humor je enige verdediging is, vind ik wel interessant. Daarom vind ik Laurel en Hardy bijvoorbeeld erg grappig. Dat zijn slachtoffers van malchance.
Geert: Soms ontdek je in een geschreven tekst humor die er al in zit en waar je sowieso voor valt. Maar bij een stuk als Titus Andronicus moet je ineens zo’n gruwel tonen. Als je Titus in zijn gruwel laat zien, wordt dat niets, maar als je dat humoristisch brengt, heb je toch de hele tijd het gevoel van die gruwel en dat werkt gewoon beter. Iedereen herkent dat wel; het lacherige van bepaalde situaties op emotionele momenten zoals in de lach schieten op een begrafenis. Zulke dingen zoeken we op.
Jullie zijn bijna allemaal vader. Hoe beïnvloedt dat jullie werk?
Stijn: Vooral de uren zijn veranderd. Vroeger kwam je ergens in de voormiddag binnen en dan liep dat uit tot ’s avonds laat. Nu is om half negen ’s ochtends al een heel stuk van de dag geregeld. In principe kun je dus om negen uur beginnen repeteren, maar afhankelijk van de organisatie op het thuisfront moet je wel om half vier weer aan de schoolpoort staan.Nu ik kinderen heb, merk ik dat het echte werk zich thuis afspeelt. Thuis zijn de verantwoordelijkheden veel groter. Vroeger ging je werken en daar lag het belang. Ontspannen deed je buiten je werk. Nu is het bijna zo dat je op je werk komt ontspannen. Daar is de tijd volledig van jezelf. Alleen is ontspannen nu niet alleen meer voetballen of vlinders vangen, maar ook theater maken.
Joris: Ontspannen is misschien niet het juiste woord. Dat is niet letterlijk in de zetel gaan zitten en niets doen, maar je bent bezig met iets wat je graag doet. Je hebt de vrijheid om dingen te lezen en gesprekken te voeren. Dat soort werk voelt niet als een verplichting.
Stijn: Hmmmmm, ik ben heel ambitieus in het ontspannen. Met al mijn zintuigen en heel m’n brein.
Geert: Een paar weken voor de première valt die ontspanning wel weg, hè! Dan is het echt werken.
MAGNUM OPUS
Beide gezelschappen zijn geïntrigeerd door kunst. Als jullie beeldhouwers of schilders zouden zijn, welk werk zouden jullie dan samen maken?
Günther: Dat zou een werk van Panamarenko zijn.
Geert: Of ‘Action Painting’ zoals bij Jackson Pollock. Goh, je zou iets heel uiteenlopends krijgen. Ik merk bij mijn drie andere kompanen van Olympique al hoe uiteenlopend onze fijngevoeligheid bij kunst is.
Ryszard: Toen de Amerikaanse kunstenaar Robert Rauschenberg jong was, zocht hij de Nederlandse kunstschilder Willem de Kooning op met de vraag of die een tekening wilde maken die Rauschenberg vervolgens zou kunnen uitgummen. Het werk heette Erased de Kooning en heeft veel invloed gehad op de wijze waarop wij naar kunst kijken en op de conceptuele kunst, waarin het idee centraal staat. Zo’n concept vind ik super.
Je maakt een destructie van het kunstwerk en toch kan je het schilderij zien. Zo kijk ik ook naar theaterstukken. Ik vind het een fijn idee om niet in dienst te staan van schrijvers, maar ik wil een roman herwerken op mijn eigen manier. Het is boeiend om niet nederig te zijn.
Günther: Ryszard is ook een fan van Marcel Duchamp en ik zie daar wel een parallel in. Duchamp neemt een object, draait dat om en maakt daar iets van op zijn eigen manier. Die weerbarstigheid en dat rebelse spreken ons wel aan.
Ryszard: In de jaren zeventig gingen de mensen naar het bos, namen een tak, smeerden wat lak op die tak en hingen die aan de muur of zetten die op de piano. Dat volgt het postmoderne denken waarbij de artiest kiest wat hij mooi vindt en tot kunstwerk maakt en niet de school waartoe hij behoort. Iemand die vandaag in een winkel op zoek gaat naar een mooie lampenkap doet precies hetzelfde. Dat heeft een bepaalde logica, maar dat is geen kunst. De kopers vaneen lampenkap geloof ik niet. Duchamp geloof ik wel. Die is de concurrentie met God aangegaan en heeft z’n eigen universum gemaakt. Als John Cage aan de piano zit zonder te spelen en die pauze duurt zeven minuten, geloof ik dat hij zou kunnen spelen, want het potentieel is daar. Maar als iemand die niet kan spelen daar zit, geloof je dat niet.
Hebben jullie bepaalde rituelen?
Ryszard: De laatste weken is dat cognac drinken. (lacht)
Stijn: Lazarus speelt dan ook de voorstelling Wat is drinken. Lijkt me dramaturgisch verantwoord. Een stuk dat nog steeds op tafel ligt is De zelfmoordenaar van Nikolaj Erdman. Dat heeft wel een heel intrigerende premisse: voor welk doel zou je je leven offeren? Daar hebben jullie ongetwijfeld al over nagedacht. Vertel eens…
Ryszard: Het leven is heilig. Dat is een mirakel van de biologie. En dat mirakel moet je proberen door te geven. Je moet het leven doorgeven. Als we dat niet doen en het zou verdwijnen, komt het misschien nooit meer tot stand. Daarom zeiden primitieve religies al: "Thou shalt not kill." Een nog interessantere vraag is voor hoeveel geld je iemand zou doden. Die twee vragen zijn op een of andere manier met elkaar verbonden. In het ene verhaal komen de idealen en in dat andere de bedragen.
Stijn: Ik vrees dat er bij mij niet meer is dan het leven zelf eigenlijk.
Günther: Voor mijn kinderen denk ik. … (lange pauze)… En voor Olympique ook wel! (iedereen lacht)
Interview door Barbara Dzikanowice