David “Heren. Ik wilde jullie graag hier interviewen omdat ik hoopte op deze zolder een heleboel rekwisieten tegen te komen uit jullie vorige voorstellingen, zoals dit bijvoorbeeld, een tennisraket uit Het wijde land. Ik moest toen denken aan die boutade die zegt dat de middelbare leeftijd het punt is waarop je te oud bent om naar het net te sprinten maar te jong om al te beginnen golfen. Wat ik eigenlijk wil vragen: zijn jullie oud geworden?”
Tom “Ik sprint toch nog wel regelmatig naar het net hoor. En ik voel mij ook nog niet op de leeftijd dat ik moet gaan golfen. Ik vind golfen ook helemaal niet leuk. Jij wel hé, Geert?”
Geert “Ik wel, ja. En ik sprint nog altijd even hard, maar ik val veel harder dan vroeger. Ik begin mij wel in te houden. Als ik over een muurtje moet springen, denk ik toch twee keer na.”
David “Jullie zijn intussen al vijftien jaar bezig als collectief. Heeft een theatergezelschap ook een levensloop en dus misschien ook een midlifecrisis?”
Tom “Ik denk dat we die al wel gehad hebben met ons vieren, na Kunstminnende heeren. En ik denk dat we daardoor op een juistere manier zijn beginnen nadenken over hoe we verder moeten de komende jaren.”
Geert “We hadden bij die voorstelling voor het eerst de keuze gemaakt om niet van een bestaande tekst te vertrekken. We wilden iets creëren vanuit het niets en dan zijn we toch tegen een stevige muur gebotst. En dan bots je op elkaar.”
Tom “Wij maakten altijd voorstellingen vanuit ons vieren. Na tien jaar werd dat claustrofobisch. We moesten nieuwe wegen bewandelen, wat ons alle vier ruimte, adem en goesting gaf om opnieuw samen te komen.”
Ben “Kunstminnende heeren was een experiment, dat niet helemaal werd wat het had moeten zijn. Toen bleek dat er misschien iets aan de hand was tussen ons en zijn we beginnen nadenken hoe we verder moesten gaan.”
Geert “Vanaf dat moment zijn we eerlijker beginnen uitspreken waar iedereen als persoon goesting in had. Het was heel fijn om dat toe te laten, die persoonlijke zoektocht van vier verschillende mensen.”
David “Toen pas, wanneer jullie al tien jaar bezig waren?”
Geert “Ja, daarvoor dachten we echt als gezelschap. Maar iedereen heeft toch zijn persoonlijke goesting, en die verdween voor een stuk in de consensus die je toch altijd maakt als je met vier werkt. Iedereen heeft zich toen expliciet uitgesproken. Hadden de vier goestingen toen samengevallen, dan hadden we weer iets nieuws gemaakt. Maar die bleken dus te verschillen, en in plaats van te stoppen met Olympique Dramatique, zijn we beginnen zoeken naar nieuwe vormen om met elkaar aan het werk te gaan.”
Ben “Ik denk ook dat zich in die periode andere dingen begonnen aan te dienen, persoonlijke aanbiedingen die we kregen en die we moesten aftoetsen met de groep. Dat gesprek tussen ons vieren is toen opengetrokken: hoe gaan we daarmee om?”
David “Leidde die crisis ook tot zelfreflectie? Zijn jullie gaan nadenken over de plaats die jullie werk inneemt binnen een ruimer kader?”
Geert “We moesten vooral kijken of we konden blijven bestaan als collectief. Was het mogelijk om elkaar te blijven uitdagen, samen een stuk te maken, te luisteren naar elkaar? Na zoveel jaar weet je op voorhand wat de ander gaat zeggen. Dan sluipt er toch een soort automatisme in. En toen hebben we dus de keuze gemaakt om in de toekomst altijd vanuit een straffe tekst te vertrekken.”
Tom “Ik denk dat het onze kracht is om grote verhalen te vertellen voor een grote scène, en om spelers enthousiast te maken om de pannen van het dak te spelen.”
David “Ik hoor bijna een bekeringsdrift om mensen naar de zalen te lokken met grote verhalen?”
Tom “Ik ben ervan overtuigd dat er altijd een groot publiek zal zijn voor grote verhalen en goede acteurs. Volgens mij zullen de zalen daar voor blijven vollopen. Mensen zitten daar echt op te wachten.”
David “Grote verhalen, kunnen die vooral op een theaterbühne gebracht worden? Of hebben jullie gelijkaardige ervaringen op de filmset?”
Tom “Het hangt er echt van af wie die dingen maakt. Ik heb afgelopen zomer in de nieuwe film van Alex van Warmerdam gespeeld. Ik voel een enorme theatraliteit in zijn personages en dialogen. Ik heb ook een aantal filmscenario’s gelezen waarvan ik denk: ‘wow, dit is bijzonder, dit is meer dan wat je vaak te lezen krijgt.’ Dus ze zijn er.”
David “Maar jullie blijven altijd terugkomen naar het theater?”
Ben “Absoluut. Ik besef dat het een enorme luxe is dat ik, naast alle andere dingen die ik doe, ook in deze groep zit.”
Geert “Ik heb gemerkt, door een half jaar niet te filmen en alleen met de voorstelling AUGUSTUS ergens op de vlakte bezig te zijn, hoe fijn het is om die twee af te wisselen. En om te kunnen zoeken. Theater is toch een andere manier van spelen. Je kan uitvergroten, terugtrekken … Ik vind dat noodzakelijk. Het opent een gebied dat je daarna helpt bij het filmen om losser te spelen. Ik speel vrijer in film dankzij het theater.”
David “Jullie hadden het over de botsing die ontstond bij Kunstminnende heeren. Ik herinner mij van vroeger dat het al eens durfde te kletteren achter de schermen. Is dat veranderd?”
Ben “Kletteren deed het nu toch ook niet altijd.”
Geert “Heb je daar bewijs-materiaal van? (hilariteit)”
David “Toen wij kwamen filmen voor de trailer van Donkisjot ben ik met mijn cameraman tweeënhalf uur gaan snookeren omdat de lichtman er de brui aan gaf toen jullie onderling maar bleven kibbelen.”
Geert “Ja, dat zou wel kunnen (lacht). Dat was een heel grote groep en een moeilijke voorstelling om in elkaar te steken, maar wel heel schoon. Soms moet het kletteren hé. Maar eigenlijk, onder ons vier zo echt kletteren, echt ambras? Zelden hoor.”
Tom “Na Kunstminnende heeren heerste vooral grote ontgoocheling: na de voorstelling van het podium stappen en in een soort van algemene depressie in de kleedkamer binnenkomen … Dat was echt verschrikkelijk. Toen hebben we beslist: dit gaat nooit meer gebeuren. We moeten andere dingen doen, nieuwe vormen zoeken om samen te werken. Met AUGUSTUS ergens op de vlakte is dat heel fijn gelukt. Met Geert en Ben die spelen, Stijn en ik die kijken en helpen, door te werken met nieuwe mensen ook: een grote groep acteurs, jonge mensen en ervaren rotten. Dat is een mooie tocht geweest, dat is een spoor om verder op te blijven zoeken.”
David “Jullie volgende voorstelling maken jullie samen met Alex van Warmerdam. Is die samenwerking ook in dat kader te zien: het verbreden van de groep met nieuwe mensen en nieuwe manieren van werken?”
Geert “Het is eigenlijk een verderzetting omdat Tom en Stijn al een voorstelling met Alex gemaakt hebben (Bij het kanaal naar links, n.v.d.r.), Ben en ik zaten daar niet in. Toen ik de voorstelling zag, had ik daar wel spijt van. Op een of andere manier past Alex heel goed bij ons, als gezelschap. Nu gaan we alle vier acteren, en Alex gaat schrijven en regisseren. Dus nu nemen Tom en Stijn weer een andere positie in.”
David “En jullie hebben er vertrouwen in dat Alex met zo’n groot verhaal komt, ook al is het een nieuwe tekst?”
Tom “Absoluut. Zijn stukken zijn meestal maar voor de helft af wanneer de repetities starten. Dan weet hij: we moeten naar daar en er moet nog iemand dood. En tijdens het proces wordt het stuk afgewerkt. Ik verwacht niet dat de tekst helemaal klaar zal zijn wanneer we beginnen. Dat is niet zijn manier van werken.”
David “Dus je weet nog niet wie er dood gaat?”
Tom “Neen (lacht).”
David “Er is trouwens ook appeltaart! Het is niet de taart uit Adams appels maar er is mij verzekerd dat ze even lekker is. Adams appels was een voorstelling waarin de zotheid centraal stond, net als in Donkisjot. Die zotternij heb ik altijd in jullie stukken teruggevonden.”
Tom “In elk artikel zijn wij de jonge, rebelse kwajongens van het theater, maar die term klopt na al die jaren toch niet meer. Ik zeg niet dat er geen humor in onze voorstellingen zit, maar het hangt toch vooral af van welke voorstelling je maakt op dat moment. Wij zijn ook geen drieëntwintig meer. Onze smaken en onze stijl evolueren, maar toch blijven we met dat etiket van ‘losgeslagen jonge honden’ zitten. Ik denk dat er nu ondertussen al veel groepen zijn opgestaan bij wie die titel beter past.”
David “Is dat iets wat je stoort?”
Tom “Nee, dat stoort mij niet, maar ik vind het lui van journalisten om die term te blijven hanteren.”
David “Nog iets dat we opgeduikeld hebben uit de archieven hier, het lege canvas dat jullie in 1998 gebruikt hebben voor Drie kleuren wit, de bewerking van Art van Yasmina Reza. Kunstminnende heeren, Drie kleuren wit … : jullie lijken in jullie werk met kunst en de impact van kunst bezig te zijn. Wat is volgens jullie de zin van wat jullie doen? Is het een blanco canvas waarop de toeschouwer zijn eigen dingen mag projecteren? Of hebben jullie in die grote verhalen ook een grote boodschap?”
Tom “Ik wil gewoon dat mensen op het puntje van hun stoel zitten, dat ze ontroerd worden of zich een breuk lachen. Dat maakt mij niet uit. Als we ze maar een wereld kunnen laten zien waarin zij meegenomen worden, waarin ze hun eigen leven herkennen en de fouten die de personages maken waardoor ze over zichzelf beginnen reflecteren. Dat kan AUGUSTUS zijn of Drie kleuren wit, Shakespeare of Tsjechov, maar het is niet zo dat wij stukken zoeken waarin we reflecteren over kunst. Drie kleuren wit was vooral een uitgelezen manier om geweldig goede, geestige dialogen te brengen op een manier zoals wij ook met elkaar spreken.”
Ben “We vertrekken vooral van een goede tekst, denk ik.”
David “Vertrek je van de inhoud of van de manier waarop je het wil vertellen?”
Tom “Nee, het gaat echt om de inhoud. Soms lees je een stuk dat zo goed is dat je bijna niet kan stoppen met lezen. Ik had dat meteen met AUGUSTUS, maar evengoed met De kersentuin of Richard III. Je droomt meteen van mensen die de personages spelen en zich erin verliezen. En als het publiek zich mee mag verliezen in de spelers op het toneel, dat vind ik top.”
Geert “We vallen wel vaak voor schriftuur, hoe iets geschreven is. In welk ritme iets geschreven is of welke zin na wat komt. Dat was zo bij Drie kleuren wit, De Krippel, The lieutenant, AUGUSTUS … Die stukken bijten, ze zijn zo snedig geschreven, de personages overleven door humor. Dat is iets wat altijd terugkomt, bij Alex eigenlijk ook.
Dat ‘jonge honden’-idee zit eigenlijk voor een groot stuk in de teksten. De personages zijn vaak net iets groter, je kan er als publiek helemaal in meegaan.”
David “Om de parallel tussen een theatergezelschap en een levensloop even door te trekken: jullie zijn niet meer het jongste gezelschap in het landschap. Zien jullie jezelf soms als vaderfiguren voor jongere gezelschappen?”
Tom “Neen, zo voel ik dat helemaal niet. We zijn vooral bezig met ons parcours goed uit te denken en te zien welke stappen we de komende jaren moeten zetten om fantastische producties te maken. Ik kijk met veel bewondering naar andere of jongere gezelschappen, jongere acteurs die ook aan hun weg aan het bouwen zijn. Maar ik heb het gevoel dat we zelf nog erg aan het bouwen zijn. Het is niet zo dat we ergens bovenaan staan te kijken hoe het landschap er beneden uitziet. Integendeel.”
David “Maar carrièreplanning is dus wel iets waar je mee bezig bent, als gezelschap?”
Tom “Ja, dat kan ook niet anders. Zeker als je toneel maakt voor een grote zaal, dan moet je toch een paar jaar vooruitdenken over wat je parcours is en welke lijn je wil volgen. Het is niet zo dat je zegt: ‘Wat gaan we volgende maand eens maken?’”
Geert “Dat is iets waar vooral Tom en Stijn mee bezig zijn, als het gaat over lijnen uitzetten naar de toekomst. Eigenlijk hebben we toch nooit echt aan carrièreplanning gedaan met Olympique.”
Tom “Dat hangt er wat vanaf.”
Geert “De keuze om bij Toneelhuis te komen nadat we altijd projectsubsidies hadden. Dat was wel een duidelijke keuze. Die opent wegen. Ik vind het fijn dat we hier zoveel vormen kunnen geven aan ons gezelschap. We kunnen afwisselen in spelen en regisseren, als die fascinatie er is voor het werk van Alex, dan maken we samen iets … Alles is bespreekbaar, alles kan. Dat is niet zo vanzelfsprekend, denk ik. Ik denk trouwens ook niet dat er echt veel gezelschappen zijn die dat doen met elkaar.”
Tom “In die zin heb ik echt het gevoel dat dit een nieuw begin is. Sinds AUGUSTUS zijn er nieuwe openingen gecreëerd voor ons vieren en voor de mensen die we uitnodigen. Ook qua vormgeving of licht, andere acteurs, andere manieren van werken, andere teksten. Ik vind dat een goede energie om weer verder te gaan.”
David “Kijk, jullie zijn er goed doorgeraakt, door die midlifecrisis!”
Ben “We hebben bij AUGUSTUS ook gemerkt hoe fijn het is om heel afgelijnd en georganiseerd te werken. Dat was vroeger natuurlijk anders, toen viel de organisatie onder ons vieren, we zagen wel hoe we alles gingen regelen. We zaten soms tot twee uur ’s nachts te palaveren over een scène of over het stuk. Nu pakken we dat anders aan.”
Geert “Het was de eerste keer dat wij echt als spelers functioneerden binnen ons eigen gezelschap. Tom en Stijn hadden de verantwoordelijkheid genomen om het te sturen en dat stuk te maken. Dat is wennen, maar het was fijn om daarin te volgen. Dat kan ook niet anders, met zo’n grote groep en zo’n verhaal. Als dat niet gestructureerd is, dan loop je verloren.”
Tom “AUGUSTUS hadden we onmogelijk in collectief kunnen maken. Dat is het verschil met vroeger, dan was het een totale chaos geweest waarbij de laatste week alles nog zou moeten gebeuren. Dan was de voorstelling nooit geworden wat ze nu is.”
David “Dus die productionele professionaliteit heeft ook invloed op het soort theater dat jullie maken?”
Tom “Ik denk dat we daar stilaan volwassen in aan het worden zijn, in hoe we een proces moeten structureren en productioneel regelen. En dan nog zeggen waarschijnlijk alle technici in huis: ‘Oh my god, daar zijn ze weer!’ (Hilariteit in alle gelederen.) Maar voor ons gevoel is het al veel strakker.”
David “Heeft de Bourla als plek een invloed op wat jullie maken?”
Tom “Toch wel ja. Ik hou van dit huis, echt, ik hou van dit gebouw, van deze scène. Ik speel hier graag, ik kom hier graag naar dingen kijken. Dat is zot hé. Ik voel mij goed als ik hier speel. Na een tournee kijk ik er toch altijd heel erg naar uit om hier af te sluiten. Ik vind de Bourla wel een magische plek in de stad.”
Ben “Het voelt hier toch altijd een beetje aan als een thuismatch. Ook omdat de stukken meestal hier gemaakt worden. En dan leer je dat gebouw wel kennen. ‘s Morgens vroeg tijdens de repetities, je loopt door die gangen, je komt de mensen tegen, de koffie ... Alles gewoon.”
Geert “De koffie...”
Ben “Dat is goede koffie hé!”
Geert “De grootte van de zaal ook. Die heeft gemaakt dat we grote voorstellingen zijn beginnen maken, op maat van de Bourla. En dan ga je op tournee naar kleinere zalen. In onze beginjaren maakten we onze voorstellingen bij Thassos (theaterbureau in Borgerhout, n.v.d.r.) in een kleine ruimte, dan kwamen we daarmee in een groot theater en dan denk je: ‘miljaar, wat een klein decor in een grote zaal.’ En nu is het vaak omgekeerd.”
David “Die grote verhalen hebben ook een grote scène nodig?”
Tom “Ik vind dat wel.”
Ben “Die hebben vooral veel volk nodig!”
David Verdeure is 44 en woont in Deurne. Hij verdient zijn brood als regisseur en producent van audiovisuele producties: reclamespots en corporate videos. Om zijn ziel te redden van die commercie – Davids eigen woorden – verdiept hij zich in de kunsten, van film over beeldende kunst tot theater. Hij stuurde vragen in voor Mokhallad Rasem en Olympique Dramatique.
Olympique Dramatique werd opgericht door Tom Dewispelaere, Ben Segers, Stijn Van Opstal en Geert Van Rampelberg in 1999 als spelerscollectief dat zijn eigen ding wilde doen, los van een regisseur. Sinds 2006 behoort het collectief tot de artistieke kern van het Toneelhuis.