Het verlangen om uit te breken

‘Ik hoop dat we kunnen stoppen als het nodig is, niet als het al voorbij is.’ Het valt vroeg in het gesprek, deze overpeinzing, ietwat onbehaaglijk voor een jong gezelschap dat op de drempel staat van het meest uitdagende avontuur uit zijn prille carrière. In 2013 komen de zes makers van FC Bergman voor vier jaar onder dak bij het Toneelhuis, de grootste theaterstructuur van Vlaanderen. 

Waarom dan al vooruitkijken naar het einde? Moeten deze jonge theatergoden zich niet nog even onsterfelijk wanen? Neen. In die ene, bijna nonchalante verzuchting balt zich FC Bergmans poëtica samen, een poëtica gestoeld op een sterk besef van eindigheid, op het inzicht dat elk bestaan de kiemen van zijn vergaan in zich draagt. Daarom dat er ook zo heftig geleefd moet worden: hier en nu, zonder compromissen – vóór het te laat is.

In september zijn ze vijf jaar bezig, een eerste lustrum. Stef Aerts, Matteo Simoni, Thomas Verstraeten, Bart Hollanders en Marie Vinck kennen elkaar van hun studies aan de Artesis Hogeschool, het voormalige Herman Teirlinck Instituut. Podiumtechnieker Joé Agemans vervoegde de ‘Foute Club’ als artistiek kernlid na De rotsebreker, de eerste productie die ze samen maakten buiten de schoolmuren. De rotsebreker was een ongewone versmelting van scènes uit Claus’ Het leven en de werken van Leopold II en Tom Lanoyes Fort Europa. Claus’ tekst kreeg een grotesk kleedje aangemeten met foute musicalscènes, een opgeblazen olifant en zwartgeschminkte figuranten die als ‘negertjes’ optraden – chaotische pret die op gezette tijden gecounterd werd door sobere flarden tekstzegging uit Fort Europa. Het is na deze eersteling dat FC Bergman voelt dat het geen foute club meer wil zijn, maar een gezelschap. In 2008 creëert een deel van de groep een anarchistische bewerking van Harold Pinters De thuiskomst. Bovenop een enorme berg rommel, vuil en etensresten ontspint zich Pinters doorgaans zo onderkoelde familiedrama. Onderkoeld? De Bergmannen slaan het ‘decor’ de vernieling in, rijden auto’s de scène op en bedienen zich ongegeneerd van een vuil, dialectisch halftaaltje. Woedend en snoeihard blaast De thuiskomst het publiek omver en kaapt op Theater Aan Zee 2009 de Jong Theaterprijs weg. In hetzelfde jaar nodigt Monty het hele gezelschap uit voor een residentie. Tijdens dat jaar zet FC Bergman verschillende kleinere performances op, maar betekenisvol voor de toekomstige artistieke koers is vooral Voorproef op fragmenten van een nieuwe wereld, dat stilistisch opnieuw aanknoopt bij De rotsebreker. Voorproef is een installatie, bestaande uit een reeks theatrale machines. FC Bergman steekt de constructie op een week tijd in elkaar en neemt haar op de zevende dag, in aanwezigheid van het publiek, plechtig in gebruik. De wonderlijke schepping, waar schapen door de lucht vliegen en sterren uit de hemel vallen, belooft aanvankelijk een ideale, maakbare wereld, tot de machines falen... De surrealistische koers van deze Voorproef schreeuwt om verder onderzoek. Dat onderzoek vindt in 2009 een magistrale uitweg in een productie met de onhandelbare naam Wandelen op de Champs-Elysées met een schildpad om de wereld beter te kunnen bekijken, maar het is moeilijk thee drinken op een ijsschots als iedereen dronken is. De voorstelling, losweg geïnspireerd op Dantes Divina Commedia, gaat in première in de neogotische Oude Handelsbeurs op de Meir en slaat het Vlaamse theaterveld met verstomming door haar ongetemde drift, rauwe fysieke directheid, barokke poëzie en de gedurfde schaal. Vijf personages oefenen zich in onsterfelijkheid. Ze dwalen op het reusachtige speelvlak rond als nietige mensjes, elk met een eigen strategie om de dood te bezweren. In de associatieve aaneenschakeling van tableaus worden verschillende media ingezet: spel, pyrotechniek, performance en choreografie gaan met elkaar aan de haal. De voorstelling is ook letterlijk ‘groots’: de metershoge kraan op scène, de meer dan manshoge marionet en het spel hoog op de zijbalkons leiden het oog van de toeschouwer meer dan eens richting hemel. Dat er technisch en dramaturgisch een heleboel mis loopt, wordt in het licht van het overweldigende gebeuren met de mantel der liefde bedekt. Daar, in de Oude Handelsbeurs, ontstaat de perceptie van FC Bergman als een opwindende verzameling ongerichte projectielen – een perceptie die vijf jaar later beslist aan herziening toe is.

Een lustrum later zijn de zes nog steeds jong en heeft FC Bergman niets ingeboet aan temperament of ambitie. Alleen heeft de DIY-ervaring van de voorbije jaren zijn vruchten afgeworpen. Het charmante amateurisme heeft plaats gemaakt voor technisch professionalisme, het expressief balorige maakwerk voor meer doordachte maturiteit. FC Bergman is strenger geworden voor zichzelf. De energie stuwt onverminderd, maar ze wordt niet meer doelloos in het rond gestrooid, veeleer gericht gebald op die ene overkoepelende ambitie: het leven vatten in al zijn tragiek, steeds scherper, steeds preciezer, steeds genadelozer. Dat noemt men: het vak leren. Dat noemt men: volwassen worden.

Vechten tegen windmolens

Vaak worden in het prille oeuvre van FC Bergman twee ‘sporen’ van elkaar onderscheiden. Enerzijds de voorstellingen gebaseerd op tekst, zoals De thuiskomst of die tweede Pinter, het door Stany Crets geregisseerde Het verjaardagsfeest, dat zijn première kende op Theater Aan Zee 2010. In deze opvolger werd Pinters tekst herschapen tot een groteske, koldereske farce opgevoerd in de kantine van een Oostendse roeiclub. Daartegenover worden nogal eens de woordloze, monumentaal-beeldende voorstellingen geplaatst als Wandelen op de Champs-Elysees… of de gelegenheidsproductie 300 el x 50 el x 30 el, op enkele weken tijd gecreëerd voor de Antwerpse Kleppers 2011. Toch lopen beide sporen minder uiteen dan op het eerste gezicht lijkt.  Of de voorstellingen nu gedragen worden door tekst of door beeld, steeds ligt eenzelfde levensgevoel aan de grondslag: een tragisch existentialisme, waarin de mens zonder kans op slagen vecht tegen de windmolens van zijn bestaan. Het is een gevecht met ongelijke wapens, want het leven is niet maakbaar  – waar een wil is is in het beste geval, nu ja, een wil. Toch blijft de naïeve mens proberen om zijn lot te bevechten, tegen beter weten in. Daarbij  knalt hij met de kop tegen de muur, valt neer, krabbelt overeind en probeert het vervolgens opnieuw. In De thuiskomst houdt wonderboy Teddy zich voor dat hij zich van zijn marginale wortels heeft kunnen bevrijden, maar die illusie wordt gewelddadig aan diggelen geslagen. In Wandelen op de Champs-Elysées… draait ‘Kraanman’ netjes rondjes in zijn juk, tot hij in een poging om zijn droomvrouw te bereiken steeds begint te rennen en de middelpuntvliedende kracht hem doet vliegen, geketend en vrij tegelijkertijd. In dat laatste beeld schuilt een essentiële component van Bergmans werk, een noodzakelijke pendant die het donkere mensbeeld draaglijk maakt: de erkenning van de schoonheid van elke (ontsnappings)poging. Die schoonheid, de schoonheid van de machteloze herhaling, genereert een zingeving  die FC Bergman voorbij een deterministisch nihilisme tilt: de zinloosheid van het bestaan wordt gevuld met het geloof in het gevecht van de mens om zingeving te vinden. Met het in beeld brengen van die schoonheid reikt het gezelschap alsnog teder uit naar de kleine mens. En dat werkt louterend. Verder dan loutering hoeft het niet te gaan: de condition humaine wordt niet aangeklaagd, er worden geen combattieve voorstellen gedaan om haar draaglijk te maken. Politieke statements zijn het gezelschap vreemd – FC Bergman wil het publiek niet hard in het gezicht meppen maar ‘zachtjes doodslaan, met een verhaal dat over de hele wereld, in alle landen en voor elk publiek begrijpelijk is’. Een verhaal dat troost biedt zonder moralistisch te zijn.

Opgepast! Gevaarlijke voorstelling

Het existentiële verhaal wordt door FC Bergman in steeds andere vormen onderzocht, vormen die doordrongen zijn van hun inhoudelijke premisse: het realiseren van het onmogelijke, de schoonheid van de poging. Een choreografie met tientallen figuranten in Wandelen op de Champs-Elysees…? Spelen bovenop een gigantische hoop vuil, zoals in De thuiskomst? Een volledig dennenbos op scène brengen, zoals in 300 el? Tegen beter weten in zet FC Bergman onmogelijke constructies op, flirt het met de grenzen van het denk- en haalbare.  De voorstellingen moeten gevaarlijk zijn, ze moeten de toeschouwer op het puntje van zijn stoel houden. Niet per se door fysiek gestunt, wel door het inbouwen van risicovolle elementen of een aanzienlijke marge aan onvoorspelbaarheid. Waarom? Omdat de toeschouwer recht heeft op een volstrekt uniek, niet-reproduceerbaar gebeuren. Theater als gebeurtenis – het doet denken aan de performances van de jaren zeventig, waarin het lichaam en zijn directe aanwezigheid centraal stond. Maar bij FC Bergman zijn deze momenten van gevaar niet de enige grondstof, eerder worden ze als kleine ontregelende ontploffingen ingebouwd in een afgelijnd esthetisch universum dat door zijn zucht naar schoonheid refereert aan de jaren tachtig. De ‘performancemomenten’ zijn de uitspattingen van het leven, de pogingen van de drift om uit het vooropgestelde kader te breken. De vervreemdende flou artistique wordt een moment lang aan flarden gescheurd door directe … echtheid. Niet in de zin van realisme, maar in de zin van waarachtigheid: wat gebeurt gebeurt in het hier en nu, met een levend lichaam, en het komt verdomd dichtbij. In combinatie en in contrast met de sublieme wereld die voorheen zo zorgvuldig werd opgebouwd, slaan deze ‘doorbraken’ hard in. Ze laten de toeschouwer bouche bée achter.

Waaruit bestaan die momenten van waarachtig gevaar? Meest in het oog springend is de brutale acteerstijl van FC Bergman. De thuiskomst mag dan dramaturgisch wel een strak kader opleggen, daarbinnen wordt er a volonté gerookt en gedronken, waardoor het spel los komt te zitten, slordiger wordt, edgy. De gevechten tussen de personages in Wandelen op de Champs-Elysées… – laconieke regieaanwijzing: ‘elkaar keihard een pak slaag geven’ – leveren gekneusde ledematen en blauwe plekken op. Naast dit rauwe, fysieke spel leggen ook andere vormkeuzes het verlangen naar uitbreken bloot. Het werken met dieren, kinderen of amateurs bijvoorbeeld. De bestiale scènes in Wandelen op de Champs-Elysées… riepen verontwaardiging op, maar de onvoorspelbaarheid van de dierlijke ‘acteurs’ bracht wel de gewenste risicofactor binnen. In de massachoreografie uit dezelfde voorstelling proberen tientallen figuranten gezamenlijk een dans te vervolmaken, waarbij kinderen van zeven dansen naast mannen van zevenenzeventig. Synchronie is ver te zoeken, maar zonder erg – het is de poging die telt. Tenslotte vertaalt het opzoeken van het gevaar zich bij FC Bergman misschien nog het duidelijkst in de consequente keuze voor locatietheater. De locatie van een voorstelling is daarbij niet enkel medespeler, maar zelfs medemaker. Een productie op een verlaten strand op Terschelling vertelt een andere verhaal dan dezelfde voorstelling op een industrieterrein in Amsterdam. Hoezeer het concept van een voorstelling op voorhand ook uitgewerkt is, eens FC Bergman op locatie landt – en vaak is dat niet meer dan een viertal weken voor de première – ligt alles open, kan en moet alles herdacht worden. Toeren betekent per definitie hercreëren.  Resultaat aan het einde van de tournee is een waaier aan varianten op dezelfde voorstelling. En de schouwburg? Misschien is dat wel de locatie bij uitstek, want precies daar valt een weelde aan kijkcodes te doorbreken. Ook de schouwburg wordt door FC Bergman als locatie bespeeld. Laat de mensen elders en anders kijken, verleg hun kijkpatroon, vang hun blik.

De jaren zeventig, de jaren tachtig? Natuurlijk zijn de leden van FC Bergman ook kinderen van hun eigen tijd. Dat valt onder meer af te lezen aan de collageachtige opbouw van hun voorstellingen en het eclectisme van hun inspiratiebronnen – van Camus tot Walt Disney, van Lars von Trier tot Pina Bausch, van pornografie tot Bijbel en alles daartussenin. FC Bergman surft mee op de overdadige flow van generatie Y, een generatie die alles heeft, alles kan, alles mag. In hun atelier hangt niet toevallig een wereldkaart, waarop de nakende verovering van de wereld zich aftekent…  Zie ook de diverse samenstelling van de groep. FC Bergman bestaat uit zes verschillende persoonlijkheden met de meest uiteenlopende eigen projecten, gaande van film over beeldende kunst tot theater en televisie. Wat van die veelheid aan impulsen terugvloeit naar het gezelschap kan in eerste instantie alleen maar vruchtbaar zijn, maar de combinatie van karakters en carrières is ook explosief. Explosief, en daardoor… eindig. Net daarom moeten de vruchten van deze bloeiende boom nu geplukt worden. Net daarom grijpt FC Bergman met gulzige uithalen de kansen die zich in het hier en nu aandienen: niet bedachtzaam, niet voorzichtig, maar gretig en onverzadigbaar.

De romantiek voorbij

Het was ook tijd om dat te doen. Het imago van wildebrassen en stuntmannen, dat vooral na Wandelen op de Champs-Elysées… opgang had gemaakt, begon het gezelschap in de nek te hijgen. Rock-‘n-roll rules, maar de romantische beeldvorming rond de razernij van de ‘jonge honden’ vertroebelde langzamerhand de blik op hun werk. Bovendien waren de grenzen fysiek en mentaal bereikt: voor de productie die FC Bergman in het hoofd had, een grootschalige opera op basis van het dierenepos Van de Vos Reynaerde, was een werking zonder vaste structuur niet langer mogelijk. De stap naar het Toneelhuis drong zich op, om artistiek maar ook technisch verder te kunnen groeien. De productie 300 el x 50 el x 30 el uit 2010 bleek een testcase voor beide partijen. Bergman bouwde een volledig dorp op scène, compleet met dorpsplein en achterliggend dennenbos. Het dorp is in de ban van de angst voor een naderende zondvloed – de inwoners gaan zich steeds vreemder gedragen, flirtend met de psychose. Wat zich binnen in hun huizen afspeelt krijgt het publiek te zien op groot scherm, via een rijdende camera die het hele dorp omspant en binnengluurt in de interieurs. Hoe ongerijmd het opzet ook: FC Bergman slaagde erin om de hele technische ploeg van de Bourlaschouwburg mee te krijgen in de verwezenlijking van deze onmogelijkheid. Daarmee is Guy Cassiers een gewaarschuwd man: hij weet wat hij in huis haalt. Maar misschien is hij stiekem ook een gerust man. De kans dat FC Bergman binnen het Toneelhuis salonfähig zal worden, is klein. Veeleer leeft de verwachting, misschien wel de hoop, dat de zes dat grote huis op zijn grondvesten zullen doen daveren.

 

Evelyne Coussens voor Toneelg(e)ruis - digitaal

Ook interessante producties: