Het theater en de verlokking van de roman

Het theater en de verlokking van de roman

Het aantal romanbewerkingen voor theater, niet alleen dit seizoen en niet alleen in de stadstheaters, is een artistiek fenomeen dat meer aandacht verdient dan het tot nog toe gekregen heeft, zo stelt dramaturg Erwin Jans.

In zijn bijdrage Almaar meer boeken op de planken (De Standaard, 5 oktober 2017) constateert Filip Tielens een opvallend groot aandeel van boekbewerkingen in de programmatie van de stadstheaters (NTGent, KVS en Toneelhuis). Hij vermeldt onder andere Kosmopolis (Don DeLillo), Menuet (L.P.Boon), Dit zijn de namen (Tommy Wieringa) bij NTGent, Drarrie in de nacht (Fikry El Azzouzi) en Dernier Lit (Hugo Claus) in de KVS en Het kleine meisje van meneer Linh (Philippe Claudel), JR (William Gaddis) en Oorlog en terpentijn (Stefan Hertmans) in Toneelhuis.

Het aantal romanbewerkingen voor theater, niet alleen dit seizoen en niet alleen in de stadstheaters, maakt het inderdaad tot een artistiek fenomeen dat meer aandacht verdient dan het tot nog toe gekregen heeft. Maar veel meer dan constateren doet Tielens niet. De redenen die hij suggereert zijn immers niet van die aard om het waarom van die bewerkingen beter te begrijpen. Integendeel: ze zijn er eerder op gericht om het verschijnsel te bagatelliseren. Moeten dramaturgen in de stadstheaters aan het werk gehouden worden, zo vraagt hij zich af. Of gebeuren die bewerkingen in functie van de acteurs die bij die theaters in dienst zijn? Verder roept hij de stadstheaters op om in de eerste plaats buitenlandse toneelteksten te spelen en de eigen toneelschrijvers te stimuleren. Tenslotte verwijst hij naar een discussie met Kask-studenten vorig jaar die romanbewerkingen ‘ouderwets’ vonden. Daar moeten we het dus mee doen: bewerkingen van romans hebben blijkbaar iets met werkgelegenheid te maken, stadstheaters zouden zich beter met echte toneelteksten bezighouden en ook studenten vinden bewerkingen maar niks. Het is niet echt een scherp analytisch instrumentarium dat ons hier wordt aangeboden.

Bewustzijnsbonus

Een veel interessantere want inhoudelijke aanzet geeft dramaturg en bewerker Koen Tachelet die in het artikel wordt geciteerd: “Toneelpersonages kunnen nooit buiten zichzelf denken. In een boek komen er vaak reflecties van een verteller of van de auteur bij, die ik mee kan verwerken in de dialogen. Ik noem het een bewustzijnsbonus: een roman is veel beter in staat om de tragiek en de schizofrenie van de westerse man te vatten, die een besef heeft van zijn eigen gebreken.” De romanbewerking zou met andere woorden zorgen voor een surplus aan reflectie in de theatertekst. Dat is een vruchtbaar uitgangspunt want het roept onmiddellijk een tweede vraag op: vanwaar die nood aan reflectie?

Er is nog te weinig onderzoek gedaan naar romanbewerkingen voor het theater om er definitieve uitspraken over te kunnen doen. Een zo volledig mogelijke lijst van romanbewerkingen in het (Europese) theater van de voorbije decennia zou een bijzonder bruikbaar vertrekpunt zijn. Welke romans werden bewerkt? Door welke gezelschappen en door welke regisseurs? In welke landen? Hoe werden ze bewerkt? Zijn er bepaalde types van adaptatie te onderscheiden? In hoeverre dagen romanbewerkingen traditionele theaterteksten uit?

Mijn werkhypothese is dat de romanbewerking een specifiek onderdeel is van een veel bredere fascinatie van het theater voor de mogelijkheden van de roman en dus in een historisch perspectief begrepen moet worden. In wat volgt wil ik in een vogelvlucht door de theatergeschiedenis enkele momenten uit die relatie naar voren halen die meteen ook een licht kunnen werpen op de eigentijdse interesse van het theater voor de roman.

Lees het integrale artikel hier.