“In mijn doctoraat concentreer ik me op narratieve en non-narratieve herstelmechanismen in theater voor gevluchte jongeren in westerse landen. Hoe kunnen ervaringen van geweld, migratie en asiel omgebogen worden in kracht? Welke rol kan theater daarin spelen? Het is een vrij nieuw onderzoeksterrein, zowel in de psychologie als in de theaterwetenschappen. In de transculturele psychologie wordt al enige tijd kritiek geuit op de sterke focus op de autobiografie van de vluchteling - het vertellen van zijn persoonlijk levensverhaal - als een middel om tot herstel te komen. Het trachten coherent te maken van de brokstukken van een levensverhaal is een typisch westers perspectief. Het is enerzijds erg individualiserend omdat het de nadruk legt op het ‘ik’ en anderzijds houdt het weinig of geen rekening met de context waarin iemand leefde en leeft. Het belang om dat perspectief te verbreden wordt in toenemende mate aangekaart. Zo komt er ook ruimte voor de vaak cultuurspecifieke grenzen van spreken en ook voor betekenisgeving binnen non-narratieve elementen zoals het vergeten, de stilte, het lichaam. In het theater en vooral het hedendaagse theater is er, naast het woord en het verhaal, ook ruimte voor heel andere manieren van vertellen, zoals het fragment, de stilte, het beeld, het lichamelijke. In de theaterwetenschappen ontstonden dan ook parallelle kritieke stemmen om voorbij het narratieve om te gaan met ervaringen van geweld en vlucht. In theaterprojecten met vluchtelingen wordt immers ook al te vaak uitsluitend de nadruk gelegd op ‘de getuigenis’, op ‘het stem geven aan’. Maar dat kan genuanceerder benaderd worden. Precies in de aandacht voor de aarzeling, het brokstuk, de gelaagde context, … schuilt de potentiële kracht van een ontmoetingsplaats voor gevluchte jongeren.”
“Ik werd getroffen door het werk van Mokhallad. Ik zag in zijn voorstellingen veel aandacht voor de pijn van het lichaam en voor een verdriet zonder woorden. Hij slaagt er tegelijk in tragiek om te zetten in schoonheid. Die ambivalentie is meteen zijn kracht waarin hij in relatie treedt met de toeschouwer. Ik wilde met mijn doctoraat graag meer doen dan theoretisch en analytisch werk en de praktijk laten spreken. Daarom vroeg ik Mokhallad of hij graag als regisseur wou samenwerken in het kader van mijn doctoraatsonderzoek. In Tijdelijk creëert hij voor mij een soort van laboratorium en ontmoetingsplaats voor jonge vluchtelingen. Ik wil hierin het gezamenlijke werkproces bestuderen en zien welke dynamieken in het spel kunnen zijn in de opbouw van hun nieuwe leven in België. Oorlog gaf ook het leven van Mokhallad een onverwachte wending en aldus begrijpt hij als geen ander hun situatie en hun problemen.”
“Het was niet zo evident om de jongeren te vinden. Ik heb met een aantal organisaties samengewerkt als Vluchtelingenwerk Vlaanderen, bon (onthaalbureau inburgering Brussel) en Refu Interim die me steunden in die zoektocht. Ook via de jongeren zelf heb ik een aantal deelnemers gevonden. De jongeren komen allemaal uit Syrië en zijn tussen 18 en 27 jaar. Ze zijn al een aantal jaren hier in België en komen uit diverse streken in Syrië. Een aantal van hen verwachtten dat Mokhallad met een tekst zou komen die hij dan met hen zou ensceneren. Maar zo werkt hij niet. Ze hebben dan ook eerst een tijd lang gediscussieerd over wat theater dan is en zou kunnen zijn. Mokhallad vertrekt sterk vanuit ontmoeting en gesprek. Hij zoekt bij elke jongere naar persoonlijke elementen en talenten en naar persoonlijke energie. Hij is voor Tijdelijk beginnen werken rond een aantal woorden (herinnering, geschiedenis, dood, verlies,...) en heeft met de deelnemers geïmproviseerd rond de betekenis en het lichamelijk uitbeelden van die begrippen. Hij heeft hen gevraagd om zelf teksten te schrijven of teksten mee te brengen op basis van die woorden. Die teksten zijn heel divers: sommige zijn heel persoonlijk, sommige heel poëtisch, vol verdriet en humor. Die diversiteit hoeft niet noodzakelijk één coherent geheel te vormen. De ontmoeting in de diversiteit en het mogen bewegen in die context volgens een eigen ritme is voor de deelnemers een soms verwarrende, maar ook positieve ervaring.”
“Ik heb in Berlijn een project geobserveerd van een groep vluchtelingen die zelf een theatergroep hadden opgericht. Wat me daar opviel was niet alleen de fragiliteit van de relatie tussen regisseur en acteurs, maar vooral die tussen acteurs en het publiek. Een migratiegeschiedenis betekent een geschiedenis van verlies van verbinding en vertrouwen. Dat vertrouwen speelt gezien een persoonlijke geschiedenis van vlucht en migratie een onnoemelijk grote rol in de relatie met de regisseur en het publiek. Het is met andere woorden een voortdurend voorzichtig balanceren tussen controle en vrijheid, tussen auteurschap en zeggenschap. Mokhallad voelt dit aan vanuit een stilzwijgend luisteren en een zorgvuldig opgebouwde, begripvolle relatie tussen hem en zijn acteurs. Hij zorgt voor een kader van vertrouwen waarbinnen de deelnemers kunnen werken.
“De Syrische diaspora is zowel geografisch als politiek zeer versnipperd. Het is politiek een zeer complex gegeven met een kluwen van betrokken partijen. Het gevoel van een verlies van gemeenschapsgevoel is groot. Tijdelijk kan een rol spelen in het herstel van een verbinding, zowel met de eigen gemeenschap als met het Belgische publiek dat komt kijken. De deelnemers krijgen de kans om hun land en wereld op een andere manier te representeren dan wat er (vaak stereotyperend) gebeurd is in de media. Ze kunnen op die manier zelf actief bijdragen tot een genuanceerder beeld van de Arabische wereld. Op die manier kunnen ze fungeren als een spreekbuis voor anderen en spreken voor anderen. Dat geeft hen een zekere veerkracht en perspectief.”
(opgetekend door Erwin Jans)