Dora van der Groen (1927-2015)

Met Dora van der Groen verliest de Vlaamse theater-, televisie- en filmwereld een van haar grootste iconen. 

Haar rollen als vrouw Coene in Wij, Heren van Zichem,  het populaire televisiefeuilleton eind jaren zestig, als de onverzettelijke cafébazin in de serie Terug naar Oosterdonck (1997), en als ‘het kleine meisje van 66 jaar oud’  in de film Pauline en Paulette (2001) maken deel uit van het Vlaamse collectieve filmgeheugen. Toch was acteren voor haar niet iets vanzelfsprekends, integendeel zelf. 

 

Dora van der Groen wordt in Antwerpen geboren op 10 maart 1927. Ze groeit op in een muzikale familie, van Nederlandse afkomst. Ze vat haar jeugd als volgt samen: "Wild? Nou, ik heb een nogal porseleinen opvoeding gehad, liefderijk. Ik had ontzettend lieve ouders, die mij als een vogeltje in de watten

grootgebracht hebben. Tot ik naar het theater ging en de wereld er plots heel anders uitzag." 

 

Als ze zestien jaar is, kiest ze resoluut voor het theater. De Tweede Wereldoorlog is nog niet voorbij en ze is bovendien een jaar jonger dan voorgeschreven, wanneer ze les gaat volgen aan het Hoger Instituut voor Toneel en Regie van Joris Diels – tot aan de opheffing ervan, in 1944. Ze volgt danslessen bij Lea Daan en van ’44 tot ’46 gaat ze naar het Koninklijk Conservatorium. In 1946 gaat de Studio van het Nationaal Toneel, onder leiding van Herman Teirlinck, van start: Dora maakt deel uit van de eerste lichting studenten. Ze komt onder de indruk van de persoonlijkheid en de denkwereld van Teirlinck: "De ontmoeting met Teirlinck maakte je rijker. Hij opende onze geest. Maar over het acteren zei hij weinig. Hij wist wel heel goed hoe het niet moest, maar wat je dan wel moest doen, kon hij ons alleen maar laten vermoeden." Wanneer ze afstudeert, in 1949, kan ze meteen bij de KNS onder contract komen, als jonge beloftevolle actrice. Maar na één seizoen stapt ze uit dit systeem om samen met jaargenoot Tone Brulin op zoek te gaan naar andere theatervormen. Samen zetten ze verschillende poppentheaterproducties op en in 1951 wagen ze zich aan het cabaret. 

 

Tone Brulin richt in 1951 het Theater op Zolder op. Dora van der Groen speelt mee. Met zeer beperkte middelen willen ze, helemaal in eigen beheer, theater kunnen maken. In 1953 vormen ze dit initiatief om in het Nederlands Kamertoneel, dat een uitgesproken alternatief wil zijn voor de KNS en voor het toenmalige repertoiretoneel in het algemeen. Theater op Zolder / NKT is meer dan enkel een springplank voor pas afgestudeerde acteurs, het is ook een soort laboratorium voor andere speelstijlen, afwijkend van het classicisme of het naturalisme van de traditionele stadstheaters. In 1955 speelt Dora van der Groen voor het eerst mee in een speelfilm: Meeuwen sterven in de haven van Roland Verhavert, naar een scenario van Ivo Michiels, is een opgemerkt debuut.

Datzelfde jaar keert ze terug naar de grote scène, maar haar acteercarrière voor het theater eindigt reeds in 1963! Op het hoogtepunt van haar loopbaan zet zij er een punt achter, omdat ze weigert in het toenmalige theatersysteem mee te draaien: “Ik kon niet veel anders doen dan invullen. Ik was de ster, en ik moest voortdurend op de affiche staan. Een verwarrende ervaring. Iedereen vindt je goed, zodat je geen reden hebt om je in vraag te stellen. Je denkt dan: als iedereen het zo goed vindt, dan zal het wel zo zijn, ook al klopte het niet met je eigen twijfels en bedenkingen.’ 

 

Een van de belangrijkste redenen waarom ze liever niet meer op de planken staat, is haar afwijzing van de herhaling. In latere interviews herhaalt ze voortdurend dat acteren altijd het prijsgeven van intieme gevoelens impliceert: “Ik heb er nooit van gehouden om het zwaar bevochten eindresultaat, mijn vertolking, nog zoveel keren in diezelfde vorm terug te geven. Voor mij is het na de eerste maal gedaan. En ik houd er tevens niet van in het openbaar in levenden lijve bekeken te worden, als ik mijn gevoelens prijsgeef.” Ze zal nadien nog wel eens op de planken staan, maar het is vooral in het film- en televisiewerk dat ze spelplezier en voldoening vindt. Ze maakt een korte comeback op het theater in het begin van de jaren zeventig. Ze speelt in 1972 in de eerste reeks voorstellingen van het ook internationaal beroemd geworden passiespel Mistero Buffo van Dario Fo in een regie van Arturo Corso, wat meteen het politieke theater in Vlaanderen op de kaart zet. Maar ondanks het succes van haar comeback gaat zet ze haar loopbaan als theateractrice niet verder. 

 

In 1978-1979 wordt zij artistiek leidster van de toneelafdeling van het Koninklijk Vlaams Muziekconservatorium te Antwerpen. Zij krijgt de mogelijkheid om de toneelafdeling om te vormen. Die pedagogische omvorming is niet zonder invloed gebleven op het theater in Vlaanderen. Omdat veel van haar oud-studenten een belangrijke rol gespeeld hebben in de dynamiek van het Vlaamse theater begin jaren tachtig (Luk Perceval, Lucas Vandervost, Johan Van Assche, Chris Nietvelt, Warre Borgmans) werd Dora van der Groen al snel omschreven als ‘de moeder van de Vlaamse Golf’. Deze omschrijving duikt nog vaker op vanaf het begin van de jaren ’90, wanneer ze zelf begint te regisseren: Thyestes (1991),  Abele Spelen (1993) en Phaedra. Haar lijf jeukt (1995) zijn haar belangrijkste regies.

 

Hoewel Dora van der Groen wel gemeenschappelijke kenmerken ziet bij de acteurs die bij haar afstuderen, is haar verbazing over ‘haar moederschap’ groot: er wordt op het conservatorium immers geen acteerstijl aangeleerd. Zij gaat er van uit dat iemand als acteur geboren wordt en dus niet kan leren acteren. Een opleiding is een bewustmakingsproces van wat er in wezen al is. Er bestaat dus niet zoiets als een methode Dora van der Groen: “Er is zeker een gemeenschappelijkheid, maar dat heeft niets met een methode van buitenaf te maken. Voor mij gaat het over waarachtigheid en waarheid.” Het is de persoonlijkheid van de acteur die het vertrekpunt van de opleiding is. Het gaat voor haar veel meer om een proces van ‘zekerheden loslaten’ dan van ‘zekerheden verwerven’. Met een oosters aandoend beeld formuleert ze deze nieuwsgierige, twijfelende, zoekende houding als volgt: “Je moet met open lege handen staan. Zoals je een hand in water houdt. Water kan je niet vasthouden, maar het kan wel even door je heen stromen en aangenaam zijn. Maak je een blok van je hand dan stroomt het ernaast en heb je met dat water niks meer te maken.” Het is die houding van ontvankelijkheid die aan de basis ligt van de opleiding. 

 

Centraal in haar opvatting staat wat zij ‘de vijf P’s’ van de acteur noemt: Pijn, Poëzie, Plezier, Persoonlijkheid en Perversiteit. De acteur moet voor haar overgevoelig zijn. Hij heeft ‘een huidje minder’ dan de anderen, moet pijn kennen of zich kunnen verbeelden. Zijn poëzie is zijn garantie tegen alledaagsheid. Daarnaast moet hij spelplezier uitstralen. Zijn persoonlijkheid maakt hem uniek. Voor ‘perversiteit’ bedacht ze volgende definitie: “een product van de geest dat zich manifesteert in edele creaties van onnatuurlijkheid”. En over deze ‘vijf P’s’ heen een grote dosis humor: "Humor is de pijn voorbij". Op het eerste gezicht staat ‘de edele creatie van onnatuurlijkheid’ op gespannen voet met de hoger vermelde zoektocht naar waarheid en waarachtigheid. Zowel de pedagogie als het regiewerk van Dora van der Groen voeden zich aan die niet op te heffen paradox: een nooit uit te schakelen spanning tussen authenticiteit en techniek, tussen creatie en constructie, tussen impuls en ambachtelijkheid. In 1977 zegt ze: "Ik wil hier wel duidelijk maken dat ik uitsluitend technisch met een rol bezig ben. Dat ik acteren als een vak beschouw, niet als een hogere roeping. En ik zet duidelijk een schutting tussen dat vak en mijn leven." In een later interview zegt ze: "De acteur wroet in verhalen naar zijn eigen verhaal."

Een paradox die niet alleen de moderne theaterpedagogie, maar ook de hele moderne theaterpraktijk tegelijk fundeert en voortdurend in vraag stelt. Dora van der Groen zei ooit dat ze dirigente had willen worden en dat ze in een volgend leven het liefst skilerares zou zijn. Ook  in deze anekdotes vertelt ze over de spanning tussen controleren (dirigeren) enerzijds en loslaten (zich overgeven) anderzijds: “Skiën vind ik het heerlijkste wat er is, die toppen, de stilte, en dan: het gevaar! Net als bij toneelspelen, éven erover en het is helemaal fout.”

 

Dora van der Groen heeft aan haar studenten geen methode doorgegeven, misschien zelfs geen techniek. Net als haar leermeester Teirlinck wist ze beter wat er fout zat dan hoe het wel moest. De discussie over haar erfenis en over haar impact op verschillende generaties Vlaamse en Nederlandse theatermakers kan nu beginnen. Al zal die niet eenvoudig zijn. Want wat ze wilde doorgeven was moeilijk, zo niet onmogelijk te benoemen. Ook niet met haar eigen woordenschat, iets waarvan ze zich maar al te goed bewust was. Ze kon in haar oordeel even stellig als onzeker zijn, even juist als fout. Maar altijd met dezelfde onvoorwaardelijke passie. Misschien is het dat wat ze heeft willen doorgegeven: acteren als een ethos, theater als een levenshouding? Geen inhoud, maar een houding? Een ontvankelijkheid voor de overweldigende schoonheid van het leven, voor de onpeilbare diepte van de emoties, voor de bevrijding van de lach, voor de kracht van het woord, voor de soevereiniteit van het lichaam,…  

 

Grote en zware woorden, die maar hun eigenlijke betekenis krijgen in het licht van Dora van der Groens allerlaatste verschijning op de planken als een levensgrote kabouter die zingend over de scène trippelt te midden van het mythologische geweld van Thyestes: “Ik had in mijn loopbaan graag meer komische rollen willen spelen dan ik gedaan heb. Ik heb altijd veel ellende op het toneel moeten neerzetten. Maar in werkelijkheid, in het dagelijkse leven, heb ik veel van een relativerende clown.”

 

Erwin Jans

 

Voor meer info: 

Erwin Jans en Klaas Tindemans (m.m.v. Dries Moreels), Dora van der Groen, Kritisch Theater Lexicon, Vlaams Theater Instituut, 1998

 

Rouwregister Stad Antwerpen

Aan de inkombalie van het stadhuis wordt een rouwregister geopend. Iedereen kan er vanaf dinsdag 10 november elke werkdag terecht van 8 uur tot 17.30 uur, tot de dag van de begrafenis. Op woensdag 11 november is de balie gesloten.