Men kan over het theaterstuk Desperado van het Nederlandse schrijversduo Kas en De Wolf heel veel zeggen maar tegelijkertijd ook niets: het is wat het is. De tekst is niet zoals een stuk als Macbeth dat je regel per regel moet analyseren om volledig te begrijpen. De taal van Desperado is zo vlak als een geasfalteerde weg. Daarin ligt tegelijkertijd ook zijn geheim. Daarom zullen we tijdens deze bijeenkomst geen analyse maken van de tekst maar verschillende mogelijkheden aanreiken en fragmenten tonen die te maken hebben met de thematiek van het stuk.
Wat de personages in Desperado zeggen, staat in schril contrast met hoe ze eruit zien, verkleed als cowboys. Het verhaal gaat over een club mannen en de manier van communiceren van mannen. In principe had dit theaterstuk ook kunnen plaatsvinden op café, maar dat zou grappig en triest zijn geweest dan in deze versie waarbij de mannen uitgedost zijn in cowboy-outfit. Het moet om een mannenwereld gaan.
We beginnen met een fragment uit de film Fight Club van David Fincher, gebaseerd op een roman van Chuck Palahniuk. In deze scène, tevens het begin van de film, zien en horen we Edward Norton vertellen over het dagelijkse leven dat een kopie van een kopie van een kopie is. Het leven van een bleke zombie die niet slaapt en daarbij probeert te ontsnappen aan deze wereld door middel van Ikea en zelfhulpgroepen. In een tweede fragment van deze film zien we de wereld van vechtclub, de uitlaatklep van mannen die in het geheim samenkomen om met elkaar op de vuist te gaan. Binnen een strikt afgelijnd kader met duidelijke regels wordt de agressie losgelaten.
Er bestaan boekenplanken vol met analyses over de redenen waarom mensen zich aansluiten bij clubs, waarom mensen in het weekend op zoek gaan naar iets anders. Dit wordt vaak ook onder de noemer van het escapisme geplaatst. Het leven in de week wordt als dof, saai, niet authentiek en repetitief gezien en mensen gaan in het weekend op zoek naar dat wat er in het dagelijkse leven niet meer is. Het weekend moet terugbrengen wat men in de week niet meer heeft, het gevoel van echt te leven en het terugvinden van nieuw leven. De werkelijkheid wordt als het ware teruggevonden in het weekend. In die zin is het geen ontsnappen aan de ‘werkelijkheid’, maar een zoeken ervan! De alledaagse werkelijkheid wordt als onwezenlijk ervaren, het weekend als de essentie.
In Desperado gaat het niet enkel over de club an sich maar ook over het mannelijke samenzijn. In de psychologie is het een gegeven dat mannen of vrouwen bij elkaar komen om hun respectieve identiteit te versterken of verstevigen. Met de opkomst van het feminisme werden kritische vragen gesteld bij de mannelijke (patriarchale) identiteit. Vooral in het Westen wordt er veel belang gehecht aan identiteit, zeker nu de traditionele rollenpatronen zijn verdwenen. Voor dat verdwijnen betalen we ook een prijs. Bepaalde uitwassen van een vrouwonvriendelijke pornografie op het internet bewijzen hoe moeizaam de gemeenschap (van mannen) de vrouwenemancipatie verteert. In de pornografie wordt de mannelijke dominantie en het vrouwelijke gedomineerd worden vaak op extreme wijzen geënsceneerd.
Daarnaast merken we dat het internet een ontmoetingsplaats is geworden voor mensen met bepaalde gedragingen en (seksuele) voorkeuren die in het dagelijkse leven vreemd, afstotelijk, belachelijk, onaanvaardbaar… worden gevonden. Het internet wordt dan ook vaak de riool van de samenleving genoemd. Het is anoniem, je kunt alles zien, alles tonen en alles zeggen. Het kent een enorme vrijheid waarbij werkelijk alles kan, al wordt er wel controle uitgeoefend op pedofilie en allerlei vormen van extremisme. Het internet als uitlaatklep voor het verdrongene en als plek waar bizarre ideeën en gedragingen hun publiek vinden. Daarnaast is internet ook een enorm grote bron van informatie en brengt het mensen van alle uithoeken van de wereld samen.
Als voorbeeld wordt een bundel uitgedeeld die fragmenten bevat van verschillende fora, met name over mindfulness, seksclubs en een WOII re-enactment. Het wordt duidelijk dat iedereen stelling kan nemen en zijn mening kan spuien op het internet. In het mindfulness-bundeltje lezen we zowel tekstjes van de voor- als tegenstanders. Mindfulness als hulp tegen drankproblemen en stress tot zweefteef-doenerij, waarbij men soms zeer grof uit de hoek komt.
In het bundeltje over de seksclub lezen we dan weer hoe de club wordt verkocht als ideale wereld: iedereen is welkom, er zijn mensen van alle pluimage, alles kan en niets moet, het is er veilig want er is bewaking en ga zo maar door. Ook schrijven mensen er over de do’s & don’ts in deze clubs en over verschillende ervaringen die ze hadden in bepaalde clubs. Binnen deze clubs gelden duidelijk andere regels dan in de maatschappij. Betreed je een club, dan vallen de ‘normaal’ geldende regels weg en worden deze vervangen door nieuwe regels. Bij het verlaten van deze club draait dit weer om en staat men weer in de ‘normale’ maatschappij.
In de fragmenten over het WOII re-enactment lezen we de mening van verschillende mensen over de deelname van personen in SS-uniformen aan zulke re-enactments. Terwijl sommigen vinden dat dit absoluut niet kan, hebben anderen het over de serieuze kwaliteit van de re-enactment-hobby en over het feit dat de SS uitgebeeld moet worden als onderdeel van de geschiedenis. De discussie over de SS-deelname is een zeer interessante discussie aangezien het over een pijnlijk moment in de geschiedenis gaat. Het duidt ook op het feit dat, zelfs bij re-enactments, men door sommigen geïdentificeerd wordt met zijn personage: de realiteit sluipt hier in de fictie binnen. Het doet ons ook vragen stellen over de grenzen van re-enactment.
Elk jaar komen duizenden mensen samen in een veld in Waterloo om deel te nemen aan de reconstructie van de beroemde slag bij Waterloo. Een aantal dagen leeft men in de omstandigheden van toen, in kledij van toen en met materialen van toen. De vraag die rijst bij zulke bijeenkomsten is waarom zoveel volwassenen hieraan deelnemen. Aangezien ze in zulke grote hoeveelheden aanwezig zijn moet dit wel een bepaalde betekenis hebben. Het element van spel, van kinderen die zich verkleden, wordt hier naar een ernstiger en gecompliceerder niveau getild. Er leeft een verlangen om iemand anders te zijn, als iemand anders te leven, zij het slechts enkele uren.
We bekijken een dertig minuten durende pseudo-documentaire uit Nederland, deze gaat over een man die in een verkeerd lichaam gevangen zit, hij wil iemand anders zijn (youtube-link: http://www.youtube.com/watch?v=KFvT99HNpuI). Hij is een ‘transraciaal’, een neologisme gebaseerd op ‘transseksueel’. Het verhaal is in scène gezet door Arjen Ederveen, een Nederlandse acteur. Toch is het frappant hoe lang je, als kijker, meegaat in de tragiek van het verhaal. Arjen Ederveen speelt een boer die denkt dat hij eigenlijk een Afrikaan is. We volgen de reactie van de omgeving, die zeer realistisch in beeld is gebracht: de ouders, de echtgenote, de therapeut en chirurg. In deze korte fictieve documentaire worden alle clichés gebruikt die samengaan met het zoeken naar identiteit. Er wordt wel enorm ver gegaan om zich ‘meer Afrikaan’ te voelen. Om dichter te komen bij zijn ware Afrikaanse identiteit ondergaat de boer een verregaande ingreep, namelijk een lipoperatie.
De zoektocht naar identiteit is heel specifiek voor deze tijd. Er is een hele industrie gebouwd rond deze zoektocht. Zo heb je het Ikeaconcept waarbij men het gevoel krijgt zijn interieur zelf te kiezen en daarin zichzelf en zijn gevoel te kunnen projecteren. Terwijl toch iedereen dezelfde meubels koopt. Ook televisiereeksen als De Afvallers en Hotter than my daughter draaien om identiteit en de zoektocht ernaar, de make-over om er te geraken. Op televisie verschijnen er steeds meer van deze zoektochten. Vaak zijn ze enorm tragisch maar er leeft een enorme fascinatie voor deze reeksen, zeker als men de kijkcijfers moet geloven.
Wat we ook terugzien in de fictieve documentaire is dat de boer worstelt met het feit dat hij zich nergens thuisvoelt. Noch in zijn eigen huis, noch in de transseksualiteitsgroep en uiteindelijk ook niet in Congo, waar hij denkt dat zijn ware roots liggen. Ook Desperado ademt ook een verlangen om als groep samen te zijn. Ton Kas schreef eerder al een tekst over een groep mensen die in het weekend samenkomt: SOUL. SOUL gaat over een groep mensen die zich in het weekend zwart schminken, bij elkaar komen en een aantal uren soulmuziek zingen. Zo voelen zij dat ze bestaan, dat ze echt leven. Niet alleen was de voorstelling, die in 2005 in het Ro Theater speelde, enorm grappig, hij was ook zeer confronterend. Ondanks dat de mensen het weekend gebruiken als uitlaatklep lukt het hen niet om te ontsnappen aan het dagelijkse leven. Het stuk zit vol met trieste verhalen over problemen thuis en problemen op het werk.
In vele culturen besta je omdat je behoort tot een groep in de samenleving. Daarentegen draait het bij ons, in het Westen, meer dan ooit om het individu. Desondanks verbinden we ons meer dan ooit met verschillende netwerken, leven we in die netwerken en zijn we minder dan ooit een individu. We worden door de politiek, de reclame en de economie in een bepaalde richting geduwd. Er is juist heel weinig individualiteit. Zo wordt er via reclame bepaald wat we moeten kopen en waar we het moeten kopen. In de fictieve documentaire wordt er iets verteld over identiteit en over de rol van de medische wereld, de therapie en de praatgroepen. Deze draaien allemaal rond de vraag naar het individu en zijn verlangen.
Desperado gaat ook over het mannelijke, het staat vol mannenpraat en de personages beschikken over een specifiek gedrag ten opzichte van elkaar. ‘Desperado’ betekent letterlijk de outlaw, de vogelvrijverklaarde of de wanhopige. Er bestaat een grote dualiteit tussen beide betekenissen. De personages uit Desperado verkleden zich in het weekend als cowboy. Het stereotype van de cowboy staat onder andere voor grote eenzaamheid, weinig zichtbare emoties, geen binding, het onafhankelijke en het mannelijke (type John Wayne). De mannen in deze theatertekst zijn het volledige tegendeel van de cowboy, ondanks dat ze zich als cowboy verkleden. Ze zijn afhankelijk, leven onder de emoties en zeggen de verkeerde dingen.
Er zijn veel boeken geschreven over de crisis van het mannelijke, het verlangen naar een leiderfiguur, naar een vader. Teksten als Desperado graven daar dieper in door, hebben het over de mannen van nu. Men kan de twintigste eeuw zien als de eeuw van de herschikking van de maatschappelijke posities van de vrouw en de man. Aangezien er door de evolutie in het vrouwelijke emancipatorische gedrag problemen naar voren kwamen bij het mannelijke gedrag, moest men op zoek gaan naar een nieuw soort evenwicht. Momenteel bevinden we ons in het Westen in het tijdperk van de uniseks. Een studie gaf te kennen dat er door dit idee, een deel van de spanning tussen mannen en vrouwen verloren gaat. In andere culturen zijn er wel duidelijke patronen die worden meegegeven aan vrouwen en mannen. Veel samenlevingen zijn fundamenteel gebaseerd op de verschillen tussen man en vrouw, tussen het mannelijke en het vrouwelijke. Zo hebben we als voorbeeld de Afrikaanse of Islamitische samenlevingen. Deze patronen hebben zowel positieve als negatieve effecten op een samenleving. Momenteel merken we in de islamitische wereld ook een hevige tegenreactie tegen dit uniseksidee: het sluieren van de vrouw en Mohammed als model van de echte man. Dit zijn vaak heel agressieve en politiek krachtige bewegingen naar het Westen toe.
De beoordeling van deze evolutie richting het uniseksgedachtegoed kan pas over 500 jaar gemaakt worden.
Desperado gaat daarnaast ook over communicatie. De spreektaal, zoals we deze op het internet kunnen lezen of in televisiereeksen zien, is ruimschoots aanwezig in deze theatertekst. Het stuk staat vol met halve zinnen en herhalingen. Het is een taal die zich de laatste tien of twintig jaar in de literatuur heeft ontwikkeld. De vraag die naar boven komt bij dit soort taal is hoe je ermee om moet gaan. Hoe realistisch en ernstig kan je deze taal krijgen? De taal werkt het beste als er geen zelfrelativering op het toneel plaatsvindt, maar dat men echt gelooft in de problemen en zorgen die bij de personages naar boven komen. Je moet het lachen voor het publiek laten en zelf heel ernstig te werk gaan. Zo zien we in de fictieve documentaire van Arjen Ederveen ook geen glimlach op zijn lippen terwijl het publiek niet kan stoppen met lachen. Daar ligt wellicht de uitdaging van deze tekst voor de regisseur en de acteurs.
Verslag: Sofie Joan Wouters